Uitspraak
9 april 2010
Eerste Kamer
08/03940
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer),
zetelende te 's-Gravenhage,
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk,
t e g e n
1. KUWAIT PETROLEUM (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
2. [Verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid onderscheidenlijk als de Staat, Kuwait en [verweerster 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 224315/HA ZA 01-1861 van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2002 en 24 september 2003,
b. de arresten in de zaken 106.001.230/01 (rolnummer 79/04) en 106.001.234/01 (rolnummer 95/04) van het gerechtshof te Amsterdam van 23 september 2004, 10 november 2005, 8 december 2005 en 22 mei 2008.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. Kuwait en [verweerster 2] hebben geconcludeerd tot verwerping. Kuwait heeft voorts incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord van Kuwait, tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het incidentele beroep.
De zaak is voor de Staat en [verweerster 2] toegelicht door hun advocaten, en voor Kuwait door mr. M.J. Schenck en mr. Y. Tijms, advocaten te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt in zowel het principale als het incidentele cassatieberoep van Kuwait tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Kuwait begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van [verweerster 2] begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Kuwait in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 april 2010.