ECLI:NL:HR:2010:BL4158
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing getuigenverzoek in strafzaak met betrekking tot Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj en hennep. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. van Dam. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof.
De verdachte had verzocht om het horen van een belastinginspecteur als getuige, maar het Hof had dit verzoek afgewezen op basis van de maatstaf van noodzakelijkheid. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste maatstaf had toegepast en dat de afwijzing van het getuigenverzoek niet onbegrijpelijk was, gezien de argumenten die de verdediging had aangevoerd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete werd verminderd tot € 2.755,- en de duur van de vervangende hechtenis tot 33 dagen. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een verdere vermindering van de geldboete.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde dat het middel van de verdediging faalde, en dat er geen andere gronden waren voor vernietiging van de uitspraak van het Hof. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, en het arrest werd openbaar gemaakt op 6 april 2010.