ECLI:NL:HR:2010:BL5416
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Jaarrekeningenrecht en faillissement: afwaardering vordering op balans
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwaardering van een vordering op de jaarrekening van een failliete vennootschap. De eiseres, aandeelhoudster van de verweerster, had de verweerster gedagvaard voor de ondernemingskamer en gevorderd om de jaarrekening over het boekjaar 2001 opnieuw in te richten. De ondernemingskamer had de gevorderde wijzigingen afgewezen, waarbij de eiseres aanvoerde dat de vordering op de failliete vennootschap A B.V. tot nihil moest worden afgewaardeerd vanwege het faillissement van A B.V. in november 2001. De ondernemingskamer oordeelde echter dat er geen gronden waren om de vordering af te waarderen, omdat er geen bewijs was dat verhaal van de vordering in redelijkheid uitgesloten was. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de ondernemingskamer het voorzichtigheidsbeginsel niet had miskend. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil waren begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de waardering van vorderingen op de balansdatum rekening te houden met de feiten en omstandigheden die ten tijde van de jaarrekening bekend waren, zonder dat latere gebeurtenissen de waardering mogen beïnvloeden.