ECLI:NL:HR:2010:BL6182

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00932
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorlopige voorziening en tegenstrijdig belang van bestuurders in ondernemingsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekster tot cassatie, de Sint Antonius Stichting, had beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin een voorlopige voorziening was opgeheven. De zaak betrof een enquête naar een tegenstrijdig belang van bestuurders, zoals geregeld in artikel 2:256 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikking van het hof, gedateerd 10 december 2008, en stelt vast dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de Sint Antonius Stichting verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de verweerders zijn begroot op een totaal van € 3.516,76, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaten. De uitspraak is openbaar gedaan door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

16 april 2010
Eerste Kamer
09/00932
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
SINT ANTONIUS STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaten: mr. E. Grabandt en mr. S.M. Bartman,
t e g e n
1. DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING VAN DE B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
3. B.V. AMSTERDAMSCHE HUIZENHANDEL EN ADMINISTRATIEMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: K.G.W. van Oven.
Verzoekster tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als SAS en verweerders in cassatie, respectievelijk, als PVT, [verweerder 2], AHAM, [verweerster 4] en [verweerder 5].
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.016.121/1 OK van het gerechtshof te Amsterdam van 10 december 2008.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft SAS beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
PVT, [verweerder 2], AHAM, [verweerster 4] en [verweerder 5] hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van SAS heeft bij brief van 12 maart 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt SAS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PVT en [verweerder 2] begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, en aan de zijde van AHAM, [verweerster 4] en [verweerder 5] begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 april 2010.