ECLI:NL:HR:2010:BL6269
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Uitleg van overeenkomsten en bewijslastverdeling in cassatie
In deze zaak, die op 7 mei 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een cassatieberoep van de eiseres tegen de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.S. Meijer, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van 7 november 2006 en 8 april 2008, waarin het hof eerder beslissingen heeft genomen in een geschil dat voortvloeit uit overeenkomstenrecht. De verweersters, waaronder de gezamenlijke erfgenamen van een betrokkene, zijn vertegenwoordigd door de advocaten mr. E. Grabandt en mr. L. Kelkensberg.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Maastricht en de arresten van het hof, die aan het cassatieberoep zijn gehecht. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden en heeft geoordeeld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gegeven zonder nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein, en de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel.