Beoordeling van de standpunten
Het hof stelt in de eerste plaats vast dat uit het samenstel van de in de woning te [plaats] aangetroffen voorwerpen, in samenhang met de vaststellingen van het NFI met betrekking tot een aantal van deze voorwerpen en in samenhang met het aangetroffen papier met daarop vermeld de "melting points" van cocaïne, bewezen is dat deze voorwerpen bestemd waren voor het bewerken en verwerken van cocaïne en voorts dat met een zeker aantal van deze voorwerpen ook daadwerkelijk cocaïne is bewerkt of verwerkt. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte, samen met [betrokkene 1] en anderen, geruime tijd in die woning heeft verbleven. Het hof stelt tenslotte vast dat in de auto van [betrokkene 1], waarin de verdachte als passagier reed, een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Voor de beoordeling van de stelling van de verdachte dat hij niettemin geen wetenschap had van de aangetroffen goederen en cocaïne, is het navolgende van belang.
[Betrokkene 1] heeft in de periode, gelegen tussen het door hem huren van de woning in [plaats] en zijn aanhouding, telefoongesprekken gevoerd. De inhoud van deze afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken dient te worden bezien in het licht van de hiervoor door het hof gedane vaststellingen en kan dan niet anders worden geduid dan dat daarin in versluierend taalgebruik wordt gesproken over het bewerken, dan wel verwerken, van verdovende middelen. Zo heeft [betrokkene 1] op 24 augustus 2007 een telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij deze persoon laat weten dat het van de week allemaal klaar is. Op dezelfde dag heeft hij een ander telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven persoon waarin hij hem laat weten dat "wat we hebben, niet mooi is, maar wel goed" en dat hij, als hij tevreden is, aardig wat kan bijmaken. Op 28 augustus 2007 heeft [betrokkene 1] een gesprek gevoerd met een persoon genaamd [betrokkene 2] waarin [betrokkene 2] hem vraagt wat de jongens hebben geproduceerd. [betrokkene 1] heeft hierop geantwoord: "niet wat jij wil, begrijp je wat ik bedoel?" Later op de dag is [betrokkene 1] opnieuw gebeld door [betrokkene 2]. In dit gesprek heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 1] gevraagd of hij zo'n speler van slechte kwaliteit wil hebben waarop [betrokkene 1] heeft laat weten dat de jongens op dat moment bezig zijn en niet gestoord kunnen worden. Op 3 september 2007 heeft [betrokkene 1] gesproken met een onbekend gebleven persoon, en heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij dingen weet te liggen en er één klaarligt met een heleboel nullen. Op 4 september 2007 is [betrokkene 1] wederom gebeld door [betrokkene 2] tegen wie hij heeft verklaard dat ze nog niks hebben en dat als hij wat weet, hij een belletje zal geven. Op 6 september 2007 heeft [betrokkene 1] met zijn vader gebeld aan wie hij heeft laten weten dat hij die dingen uit de garage moet hebben waarvan hij de dag ervoor heeft laten weten dat ze verkocht zijn.
[Betrokkene 1] heeft op 4 september 2007 een grote hoeveelheid door hem besteld talkpoeder opgehaald. Dit talkpoeder is door de verdachte afgerekend. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is van talkpoeder algemeen bekend dat het ook wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Dat niet is vastgesteld dat de in de auto aangetroffen plakken cocaïne versneden waren met talkpoeder, doet - nog daargelaten dat niet gebleken is dat daarnaar onderzoek is gedaan - daaraan niet af. In het telefoongesprek dat [betrokkene 1] op 5 september 2007 met zijn vader heeft gevoerd heeft hij gezegd dat hij de volgende dag langs zal komen om dingen op te halen die verkocht zijn. De dag erna is [betrokkene 1] zoals afgesproken - samen met de verdachte - naar zijn vader gegaan heeft daar een kennelijk voor de helft gevulde blauwe Albert Heijntas opgehaald. Uit het observatierapport en de prints van de gemaakte video-opname blijkt dat [betrokkene 1] deze tas op de achterbank van zijn auto heeft gelegd en met deze tas heeft gerommeld. Later is deze tas leeg aangetroffen in de auto en is elders in de auto de cocaïne aangetroffen. Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan tot geen andere conclusie leiden dan dat [betrokkene 1] als dader betrokken is geweest bij het bewerken van cocaïne, bij de verkoop van die (bewerkte) cocaïne en bij het vervoeren van die cocaïne. Uit de observaties is gebleken dat de verdachte in de betreffende periode regelmatig in het gezelschap van [betrokkene 1] was. Hij verbleef met [betrokkene 1] in de woning in [plaats], haalde samen met [betrokkene 1] een bestelling talkpoeder op, ging samen met [betrokkene 1] bij diens vader de "dingen" die verkocht waren ophalen en zat bij [betrokkene 1] in de auto waarin de cocaïne is aangetroffen. De verdachte heeft bovendien ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij wist dat de personen met wie hij in de woning in [plaats] verbleef bezig waren met een "deal" in verdovende middelen. Hij heeft voorts verklaard dat hij om deze personen te beschermen, in eerste instantie bij de politie heeft verklaard dat de in de auto aangetroffen cocaïne zijn eigendom was. Het hof overweegt dat die verklaring, ook al was deze onjuist, in ieder geval wijst op wetenschap van de aanwezigheid van die cocaïne. Het hof overweegt nog voorts dat de verdachte voor aard en doel van de hiervoor gereleveerde contacten met [betrokkene 1], de door hem en [betrokkene 1] bezochte locaties, als ook zijn verblijf in de door [betrokkene 1] gehuurde woning geen redelijke verklaring heeft gegeven. Het voorgaande, in samenhang bezien, levert het wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het bewerken, verwerken en verkopen van cocaïne en bij het vervoeren van cocaïne."