Hoge Raad
Op 12 maart 2010 heeft de Hoge Raad in de zaak met nummer 10/00550 uitspraak gedaan. Het beroep in cassatie is niet-ontvankelijk verklaard. Dit beroep was ingesteld door de erven X te Z, hierna aangeduid als de belanghebbenden. Zij hebben cassatie aangetekend tegen het uitblijven van een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage. Deze uitspraak betrof het verzet van A, hierna de erflaatster, tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank. De kwestie draaide om de aan de erflaatster opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de procedure rondom het verzet en de daaropvolgende aanslag zorgvuldig diende te worden gevolgd. De niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie betekent dat de Hoge Raad zich niet verder heeft kunnen uitlaten over de inhoudelijke aspecten van de zaak, en dat de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven. Dit heeft implicaties voor de belanghebbenden, die nu met de gevolgen van de belastingaanslag geconfronteerd blijven.