ECLI:NL:HR:2010:BL7406
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf van een persoon in psychiatrisch ziekenhuis op basis van art. 37 Sr.
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf van een persoon die op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie aan de rechtbank Amsterdam om een machtiging te verlenen voor het voortgezet verblijf van de betrokkene, die op 23 december 2008 door de rechtbank Almelo was geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank Amsterdam verleende op 17 december 2009 de gevraagde machtiging, die inging op 18 december 2009 en eindigde op 17 december 2010.
De Hoge Raad overweegt dat de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) van toepassing is op de situatie van de betrokkene. Artikel 51 lid 1 van de Wet Bopz bepaalt dat bij opname in een psychiatrisch ziekenhuis de strafrechtelijke last materieel geldt als een machtiging ingevolge de Wet Bopz. Dit betekent dat de rechter op verzoek van de officier van justitie een machtiging tot voortgezet verblijf kan verlenen. De Hoge Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen belang is voor de betrokkene bij de klacht over de gelijktijdige geldigheid van de verblijfstitels, aangezien de betrokkene niet langer dan een jaar op basis van de last en de machtiging in het ziekenhuis heeft verbleven.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de betrokkene, waarbij de klachten die in cassatie zijn aangevoerd niet tot een andere beslissing kunnen leiden. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de geldigheid van de verleende machtiging tot voortgezet verblijf en de toepassing van de Wet Bopz in deze context.