ECLI:NL:HR:2010:BL9116
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep in Antilliaanse strafzaak
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, heeft cassatie ingesteld tegen een uitspraak van 26 maart 2009. De Hoge Raad oordeelt dat het formulier voor het instellen van cassatie niet de vereiste verklaring bevatte zoals voorgeschreven in artikel 450, eerste lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel is van toepassing op het aanwenden van rechtsmiddelen tegen uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De Hoge Raad stelt vast dat, aangezien het formulier door een justitiële autoriteit ter ondertekening wordt aangeboden, de ondertekenaar erop mag vertrouwen dat het formulier geen fatale fouten bevat. Hierdoor is de verdachte ontvankelijk in het beroep in cassatie.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin niet artikel 32 SrNA als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf mede berust is vermeld. De Hoge Raad vermeldt dit artikel als wettelijk voorschrift en verwerpt het beroep voor het overige. De raadsman heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klacht over het niet vermelden van artikel 32 SrNA terecht is voorgesteld en dat de Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen. De overige middelen leiden niet tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.