ECLI:NL:HR:2010:BL9116

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01465 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep in Antilliaanse strafzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, heeft cassatie ingesteld tegen een uitspraak van 26 maart 2009. De Hoge Raad oordeelt dat het formulier voor het instellen van cassatie niet de vereiste verklaring bevatte zoals voorgeschreven in artikel 450, eerste lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel is van toepassing op het aanwenden van rechtsmiddelen tegen uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De Hoge Raad stelt vast dat, aangezien het formulier door een justitiële autoriteit ter ondertekening wordt aangeboden, de ondertekenaar erop mag vertrouwen dat het formulier geen fatale fouten bevat. Hierdoor is de verdachte ontvankelijk in het beroep in cassatie.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin niet artikel 32 SrNA als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf mede berust is vermeld. De Hoge Raad vermeldt dit artikel als wettelijk voorschrift en verwerpt het beroep voor het overige. De raadsman heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klacht over het niet vermelden van artikel 32 SrNA terecht is voorgesteld en dat de Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen. De overige middelen leiden niet tot cassatie, en de Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

1 juni 2010
Strafkamer
Nr. 09/01465 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 26 maart 2009, nummer H-16/2009, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende op [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Tot de stukken van het geding behoort een formulier dat het volgende inhoudt:
"Op heden de 2de april 2009 verscheen voor mij, Substituut-Griffier van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, de persoon:
Mr. R.J. Essed, raadsman van [verdachte] wonende op [woonplaats], die verklaart cassatie in te stellen tegen het vonnis op 26 maart 2009 uitgesproken door voormeld Hof in de zaak van het Openbaar Ministerie bij dat Hof tegen [verdachte] voornoemd als verdachte.
Ten blijke waarvan is opgemaakt deze akte, door de comparant en mij, Griffier getekend ten dage hierboven genoemd."
2.2. Dit formulier wordt klaarblijkelijk door de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba ter (mede)ondertekening voorgelegd aan degene die beroep in cassatie wenst in te stellen tegen een uitspraak. Dit formulier bevat niet de verklaring als bedoeld in art. 450, eerste lid aanhef en onder a, Sv, welke bepaling op de voet van art. 1 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba van overeenkomstige toepassing is op het aanwenden van rechtsmiddelen tegen uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Aangezien het formulier wordt gebezigd en ter ondertekening wordt aangeboden door een justitiële autoriteit, mag de ondertekenaar - ook wanneer deze advocaat is - erop vertrouwen dat het geen later fataal blijkende fouten of leemten bevat en dat door de ondertekening en inlevering ook het beoogde doel, te weten: het rechtsgeldig instellen van het rechtsmiddel wordt bereikt (vgl. HR 22 maart 1988, NJ 1988, 849).
2.3. De verdachte is derhalve ontvankelijk in het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van het vijfde middel
3.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat het Hof in de bestreden uitspraak ten onrechte niet art. 32 SrNA heeft vermeld als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging berust.
3.2. De klacht is terecht voorgesteld. Ingevolge art. 441 Sv zal de Hoge Raad doen wat het Hof had behoren te doen.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin niet art. 32 SrNA als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf mede berust is vermeld;
vermeldt als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust art. 32 SrNA;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 1 juni 2010.