ECLI:NL:HR:2010:BM0797

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01743 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het klaagschrift inzake beslag ex art. 94 Sv en teruggave van inbeslaggenomen goederen

In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende de teruggave van in beslag genomen goederen, te weten een heftruck en een bulldozer. De klager, geboren in 1960 en wonende te [woonplaats], heeft een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de Rechtbank te Roermond, die op 18 maart 2008 het klaagschrift ongegrond verklaarde. De klager stelt dat hij de goederen te goeder trouw heeft gekocht en dat hij als eigenaar moet worden aangemerkt. De Officier van Justitie heeft aangegeven dat hij voornemens is de in beslag genomen goederen terug te geven aan de bedrijven [A] NV en [B]. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet de juiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de aanspraak van de klager op de goederen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad benadrukt dat de rechter bij een beklag ex artikel 94 Sv moet beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, indien dat niet het geval is, de teruggave van de inbeslaggenomen goederen moet gelasten aan de beslagene, tenzij een ander als rechthebbende kan worden aangemerkt. In dit geval heeft de Rechtbank niet voldoende onderzocht of de klager als rechthebbende kan worden aangemerkt, wat leidt tot de vernietiging van de beschikking.

Uitspraak

15 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/01743 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond van 18 maart 2008, nummer 07/894, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2.1. Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, in:
"2. Dat deze voorwerpen door klager niet door een strafbaar feit zijn onttrokken aan enig rechthebbende, terwijl klager van deze voorwerpen géén afstand heeft gedaan;
3. Dat klager in juridische zin is aan te merken als enig eigenaar van de in beslag genomen voorwerpen;
(...)
6. Dat klager terecht in de veronderstelling verkeert dat de onder hem in beslag genomen goederen in juridische zin als zijn eigendom zijn te kwalificeren aangezien klager voormelde voorwerpen te goeder trouw heeft gekocht en daarvoor eveneens een marktconforme prijs heeft betaald en dat klager derhalve degene is die redelijkerwijs en in juridische zin ontegenzeggelijk is te kwalificeren als eigenaar te goeder trouw;
Reden waarom:
Klager Uw College verzoekt de afgifte c.q. teruggave aan een ander dan klager te verbieden, met last tot teruggave c.q. afgifte aan klager;."
2.2.2. Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman wijst erop dat de bulldozer die onder klager in beslag is genomen, niet de bulldozer betreft waarop de aangifte betrekking heeft. Daarbij heeft de klager de goederen te goeder trouw gekocht voor een bedrag van € 35.000,-. Mogelijk frauduleus handelen van de verkoper kan niet aan klager worden tegengeworpen."
2.2.3. De Rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
"Het klaagschrift houdt in een beklag tegen de door de officier van justitie in het arrondissement Roermond op 19 november 2007 gedane mededelingen, inhoudende diens voornemen om over te gaan tot teruggave van de onder klager inbeslaggenomen goederen:
- een heftruck Linde E2OP-02, kleur oranje, aan [A] NV;
- een bulldozer Zettler ZL8C/2403, kleur geel aan [B].
De rechtbank verwijst naar de inhoud van het klaagschrift.
(...)
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet en dat het in beslag genomene kan worden teruggegeven aan de in voormelde mededeling genoemden, aangezien klager met betrekking tot die goederen als handelaar kan worden aangemerkt en dus geen civielrechtelijke bescherming geniet ex artikel 3:86 BW.
Namens klager is gesteld dat klager de betreffende goederen te goeder trouw heeft gekocht.
Uit de stukken en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt dat klager is aan te merken als iemand die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelde.
De rechtbank acht derhalve niet voldoende aannemelijk dat klager een zodanig valide aanspraak op voormelde voorwerpen kan maken, dat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt."
2.3. In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
2.4. De Officier van Justitie heeft te kennen gegeven dat hij voornemens is de onder de klager in beslag genomen heftruck en bulldozer op de voet van art. 116, tweede lid, onder b, Sv terug te geven aan [A] NV respectievelijk [B]. Nu daaruit volgt dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, diende de Rechtbank te onderzoeken of [A] NV respectievelijk [B] redelijkerwijs als rechthebbende(n) ten aanzien van de heftruck respectievelijk de bulldozer moeten worden aangemerkt.
2.5. De Rechtbank heeft, door te oordelen dat zij niet voldoende aannemelijk acht dat de klager een zodanig valide aanspraak op genoemde voorwerpen kan maken dat hij redelijkerwijs als rechthebbende daarvan kan worden aangemerkt, een andere dan de toepasselijke - en dus onjuiste - maatstaf aangelegd.
2.6. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2010.