ECLI:NL:HR:2010:BM1533
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en belangenafweging bij verlenging ontruimingstermijn na wanbetaling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 09/01481. De zaak betreft huurrecht en de vraag of een aanvullend beroepschrift in hoger beroep diende te worden behandeld. Tevens werd de vraag behandeld of er bij de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn, op grond van artikel 7:230a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, aan een belangenafweging voorbij gegaan diende te worden. Dit in het licht van het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:230 lid 8 BW.
De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de kantonrechter te Breda en een aanvullende beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoeksters, voorheen [A] B.V. en een andere vennootschap, hebben cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, terwijl de verweerders, wonende te verschillende woonplaatsen, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper gevolgd, die in het principale beroep tot verwerping strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de verzoeksters veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.