ECLI:NL:HR:2010:BM1668

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04572
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van aandeelhouders tot voldoening van vennootschapschuld aan voormalig bestuurder

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om de verplichting van aandeelhouders van een vennootschap om een schuld van de vennootschap aan een voormalig bestuurder te voldoen. De zaak is gestart met een cassatieberoep door de eiseressen, die in eerdere instanties in het ongelijk zijn gesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank 's-Gravenhage en arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De eiseressen hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het hof, dat hen in het ongelijk heeft gesteld. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat door de Hoge Raad is overgenomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.419,34.

Uitspraak

4 juni 2010
Eerste Kamer
08/04572
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1]
2. [Eiseres 2],
beide gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 264596/HA ZA 06-1454 van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 juli 2006 en 13 december 2006,
b. de arresten in de zaak 105.006.220/01 (rolnummer 07/355) van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 april 2007 en 17 juli 2008.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] c.s. toegelicht door mr. B. Winters en mr. E.M. Snijders, advocaten te Amsterdam. Voor [verweerder] is de zaak toegelicht door mr. A. van Staden ten Brink, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] c.s. heeft bij brief van 29 april 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 juni 2010.