ECLI:NL:HR:2010:BM2496

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep door gebrek aan bijzondere volmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep, ingesteld door zijn vader zonder de vereiste bijzondere volmacht. De verdachte was niet verschenen op de zitting van de Kantonrechter, die vervolgens verstek verleende en een mondeling vonnis wees. De vader van de verdachte heeft op 9 augustus 2007 hoger beroep ingesteld, maar er was geen volmacht overgelegd. De griffieambtenaar had de vader wel toegestaan om een machtiging na te zenden, maar deze was niet tijdig ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vader niet als gemachtigde kon optreden, vooral gezien het feit dat de verdachte een standaardformulier had ingediend. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling, waarbij de mogelijkheid van een tijdige nazending van de volmacht in overweging moest worden genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de bijzondere volmacht in het strafproces en de rol van de griffie in het informeren van partijen over de vereisten voor het instellen van rechtsmiddelen.

Uitspraak

13 juli 2010
Strafkamer
nr. 08/04062
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 juni 2008, nummer 22/004416-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J-F Grégoire, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans op ontoereikende gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.2. De stukken van het geding houden het volgende in:
(i) De inleidende dagvaarding om op 9 augustus 2007 ter terechtzitting van de Kantonrechter in de Rechtbank te
's-Gravenhage te verschijnen is op 15 mei 2007 in persoon aan de verdachte uitgereikt.
(ii) De verdachte is ter terechtzitting van de Kantonrechter niet verschenen. De Kantonrechter heeft vervolgens verstek verleend aan de niet-verschenen verdachte en heeft terstond mondeling vonnis gewezen.
(iii) De akte rechtsmiddel houdt in dat op 9 augustus 2007 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage is verschenen [betrokkene 1], de vader van de verdachte, die verklaarde namens de verdachte hoger beroep te willen instellen tegen het door de Kantonrechter gewezen vonnis. De akte vermeldt dat [betrokkene 1] daartoe gemachtigd was blijkens de aangehechte volmacht. Aan die akte is evenwel niet een dergelijke volmacht van de Rechtbank gehecht.
(iv) Aan de akte rechtsmiddel is wel gehecht een schriftelijke verklaring van de Griffier van 14 augustus 2007, die inhoudt:
"Op donderdag 9 augustus 2007 kwam [betrokkene 1] aan de balie, hij was te laat voor de zitting zelf en wilde hoger beroep in te stellen namens zijn zoon. De officiële machtiging zou hij nog faxen, maar ik heb nog steeds niets ontvangen. Zijn zoon zou nu in Frankrijk zitten. De vader had wel het originele paspoort bij zich van zijn zoon. Misschien stuurt hij de machtiging nog na direct naar de griffie."
(v) Voorts is aan die akte een blijkens een daarop aangebrachte stempel op 23 augustus 2007 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage binnengekomen en kennelijk door de verdachte ingevuld en ondertekend formulier gehecht. Dit formulier houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"HOGER BEROEP
Dit betreft een standaardformulier waarop u grieven tegen het vonnis en/of redenen voor het instellen van hoger beroep kunt weergeven (art. 410 lid 1 en lid 4 Wetboek van Strafvordering).
Naam [achternaam verdachte]
Voornamen [voornaam verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
Wonende te [woonplaats]
Adres [a-straat 1]
Parketnummer van de zaak:09/710830-07
Soort rechter:Kantonrechter
(...)
Om één of meer van de volgende redenen kom ik in hoger beroep (aankruisen en invullen wat van toepassing is):
Gang van zaken ter terechtzitting:
() Ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest, omdat:
Ik voor familie zaken in Frankrijk (...)"
(vi) De verdachte is ter terechtzitting van het Hof van 20 februari 2008 verschenen. Tevens is op die zitting [betrokkene 1] als getuige verschenen. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Mijn vader heeft namens mij hoger beroep ingediend.
Ik heb hiervoor een machtigingsbrief opgesteld en ondertekend en mijn vader heeft die aan de balie afgegeven. Thuis heb ik waarschijnlijk nog een kopie liggen van die machtiging.
De voorzitter doet hierop de eerste getuige voor het gerechtshof verschijnen.
(...)
De getuige (...) legt op vragen een verklaring af, zakelijk weergegeven als volgt:
Ik heb de machtiging van mijn zoon aan de balie afgegeven. Wellicht heb ik er een kopie van gemaakt.
(...)
De advocaat-generaal verzoekt om aanhouding van de behandeling van de zaak, op grond dat de verdachte de gelegenheid krijgt om stukken aan te dragen om zijn stellingen mee te onderbouwen.
Naar aanleiding van het door de advocaat-generaal gedaan verzoek schorst het hof, gehoord de verdachte, het onderzoek voor onbepaalde tijd, met bevel tot oproeping van verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip."
(vii) Het Hof heeft het onderzoek in deze zaak wegens gewijzigde samenstelling opnieuw aangevangen ter terechtzitting van 24 juni 2008. De verdachte is toen wederom ter terechtzitting van het Hof verschenen. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik heb de machtiging voor het instellen van cassatie voor mijn vader om namens mij cassatie in te stellen niet kunnen vinden."
(viii) Het Hof heeft ter terechtzitting van 24 juni 2008 het onderzoek gesloten en terstond uitspraak gedaan waarbij het de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.3. Het Hof heeft de bestreden beslissing als volgt gemotiveerd:
"Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op 9 augustus 2007 is door [betrokkene 1], de vader van verdachte, hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 9 augustus 2007. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende gebleken dat hij daartoe door verdachte bij bijzondere volmacht was gemachtigd. Derhalve zal het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep."
2.4. Ingevolge art. 450, eerste lid aanhef en onder b, Sv kan het aanwenden van een rechtsmiddel (ook) geschieden door een vertegenwoordiger van de verdachte die daartoe persoonlijk door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd. Die aldus gemachtigde vertegenwoordiger van de verdachte dient zelf ter griffie te verschijnen en aldaar die volmacht over te leggen. Is deze niet in het bezit van een volmacht dan zal het opmaken van een akte achterwege dienen te blijven. Overigens ligt het in dat geval op de weg van de griffieambtenaar hem te wijzen op het vereiste van een bijzondere volmacht en de daaraan te stellen eisen, waarbij dan alsnog de gelegenheid dient te worden geboden om een dergelijke volmacht tijdig ter griffie over te leggen. De wet biedt niet de mogelijkheid dat een dergelijke volmacht anders dan in persoon ter griffie wordt overgelegd.
2.5. In deze zaak moet er in cassatie van worden uitgegaan dat de vertegenwoordiger van de verdachte (diens vader) op donderdag 9 augustus 2007 bij zijn verschijning ter griffie niet in het bezit was van de vereiste bijzondere volmacht, doch dat op die datum niettemin een akte is opgemaakt waarin is vermeld dat een dergelijke volmacht aan de akte is gehecht. Voorts moet in cassatie worden aangenomen dat de griffieambtenaar de vader van de verdachte heeft toegestaan om een "officiële machtiging" na te zenden.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat de op 9 augustus 2007 gedateerde akte ten onrechte is opgemaakt. Dat zal evenwel niet ten nadele van de verdachte mogen strekken indien vast zou staan dat de bijzondere volmacht nadien alsnog tijdig ter griffie zou zijn binnengekomen, in aanmerking genomen dat een dergelijke "nazending" in het onderhavige geval door de griffieambtenaar is toegestaan.
2.7. Het Hof heeft geoordeeld dat onvoldoende is gebleken dat de verdachte zijn vader bij bijzondere volmacht had gemachtigd hoger beroep in te stellen. Dat oordeel is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
Niet blijkt dat het Hof het zich bij de stukken bevindende en hiervoor onder 2.2 sub (v) weergegeven formulier bij zijn onderzoek heeft betrokken. Aldus is de mogelijkheid opengebleven dat de verdachte erop heeft vertrouwd dat door de tijdige verstrekking aan de griffie van dat hem klaarblijkelijk vanwege de griffie verstrekte stuk was voldaan aan de door zijn vader op 9 augustus 2007 aan de desbetreffende griffieambtenaar gedane toezegging om een bijzondere volmacht na te zenden. Of de verdachte daarop ook mocht vertrouwen is mede afhankelijk van de vraag of de griffieambtenaar hem dan wel zijn vader in toereikende mate heeft geïnformeerd over de eisen die aan een dergelijke bijzondere volmacht worden gesteld.
2.8. Uit het voorgaande volgt dat het middel terecht is voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 13 juli 2010.