ECLI:NL:HR:2010:BM3919

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02510
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tekortschieten van bewindvoerder jegens saniet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de vraag of de bewindvoerder tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens de saniet. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam, waaruit blijkt dat er een complexe rechtsgang heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft op 15 maart 2006 een vonnis gewezen, gevolgd door een tussenarrest van het hof op 4 januari 2007 en meerdere arresten in 2008 en 2009. De Hoge Raad heeft de cassatiedagvaarding, die aan het arrest is gehecht, in overweging genomen. De advocaat van [eiser] heeft de zaak toegelicht, terwijl [verweerder] niet is verschenen. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

9 juli 2010
Eerste Kamer
09/02510
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
[woonplaats]
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 113086/HA ZA 05-714 van de rechtbank Haarlem van 15 maart 2006;
b. het tussenarrest in de zaak 958/06 van het gerechtshof te Amsterdam van 4 januari 2007;
c. de arresten in de zaak 106005060 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 mei 2008 (tussenarrest) en 3 februari 2009 (eindarrest);
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft op 21 mei 2010 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juli 2010.