ECLI:NL:HR:2010:BM6110

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02332
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A. Hammerstein
  • O. de Savornin Lohman
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging vennootschap onder firma en slotbalans in cassatie

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, gaat het om de beëindiging van een vennootschap onder firma en de daarbij behorende slotbalans. De zaak is gestart met een eis tot cassatie door eiseres 1, die in liquidatie is, en eiser 2. De advocaten van de eisers zijn mr. M. de Boorder en mr. H.J.W. Alt, die de verweerder vertegenwoordigt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof te 's-Gravenhage, waartegen de eisers beroep in cassatie hebben ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak op 3 september 2010 behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 2.651,34, waarvan een deel aan de griffier en een deel aan de verweerder moet worden betaald. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

3 september 2010
Eerste Kamer
09/02332
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1], in liquidatie,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M. de Boorder,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 272383/HA ZA 06-3111 van de rechtbank Rotterdam van 4 april 2007,
b. het tussenarrest in de zaak 07/662 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juni 2007,
c. het tussenarrest in de zaak 105.006.527/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 juli 2008,
d. het eindarrest in de zaak 105.006.527/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 februari 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof van 20 juni 2007, 17 juli 2008 en 24 februari 2009 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.651,34,-- in totaal, waarvan € 2.461,34 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 190,-- aan [verweerder].
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 september 2010.