21 september 2010
Strafkamer
Nr. 09/00542
Hoge Raad der Nederlanden
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 augustus 2008, nummer 21/000001-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de opgelegde straf, tot verkorting van de opgelegde straf aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2007, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de N36, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gereden, hierin bestaande dat hij, terwijl de weersomstandigheden, als gevolg van een (zeer) zware storm (gepaard gaande met windstoten met een kracht van (meer dan) 10 op de schaal van Beaufort en/of zware regenval), zeer slecht waren, en de door die omstandigheden, (mede) gelet op het open en/of vlakke karakter van het landschap waarin die N36 is gesitueerd, ontstane gevaarlijke (weg)situatie met een, gelet op genoemde omstandigheden, (kennelijk) te hoge snelheid heeft gereden, althans en/of in elk geval zijn snelheid niet voldoende heeft aangepast en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, op het moment dat dat door hem bestuurde motorrijtuig werd gevangen door een rukwind en/of windvlaag en/of (vervolgens) zijwaarts werd gedrukt en/of geduwd, dat door hem bestuurde motorrijtuig niet onder controle gehad en/of (vervolgens) is hij, met dat door hem bestuurde motorrijtuig gekomen en/of gegaan en/of gereden op/naar dat weggedeelte bestemd voor het hem op die N36 tegemoetkomend verkeer, (juist) op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig (bedrijfsauto met aanhangwagen) hem op (zeer) korte afstand was genaderd, waardoor er een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat hem tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
hij op of omstreeks 18 januari 2007, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N36, niet de nodige voorzichtigheid en/of oplettendheid heeft betracht, althans niet de handelingen heeft verricht die van hem konden worden vereist, immers heeft hij, verdachte, terwijl de weersomstandigheden, als gevolg van een (zeer) zware storm (gepaard gaande met windstoten met een kracht van (meer dan) 10 op de schaal van Beaufort en/of zware regenval), zeer slecht waren, en de door die omstandigheden, (mede) gelet op het open en/of vlakke karakter van het landschap waarin die N36 is gesitueerd, ontstane gevaarlijke (weg)situatie, met een, gelet op genoemde omstandigheden, (kennelijk) te hoge snelheid heeft gereden, althans en/of in elk geval zijn snelheid niet voldoende heeft aangepast en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, op het moment dat dat door hem bestuurde motorrijtuig werd gevangen door een rukwind en/of windvlaag en/of (vervolgens) zijwaarts werd gedrukt en/of geduwd, dat door hem bestuurde motorrijtuig niet onder controle gehad en/of (vervolgens) is hij, met dat door hem bestuurde motorrijtuig gekomen en/of gegaan en/of gedrukt en/of geduwd op/naar dat weggedeelte van die N36 bestemd voor hem hem tegemoetkomend verkeer, (juist) op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig (bedrijfsauto met aanhangwagen) hem op (zeer) korte afstand was genaderd, waardoor er een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat hem tegemoetkomend motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd."
2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij op 18 januari 2007, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de N36, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig gereden, hierin bestaande dat hij, terwijl de weersomstandigheden als gevolg van een storm (gepaard gaande met windstoten en zware regenval) zeer slecht waren en de door die omstandigheden ontstane gevaarlijke wegsituatie, gelet op genoemde omstandigheden, zijn snelheid niet voldoende heeft aangepast en is hij met dat door hem bestuurde motorrijtuig gekomen en/of gereden op dat weggedeelte bestemd voor het hem op die N36 tegemoetkomende verkeer juist op het moment dat een hem tegemoetkomend motorrijtuig (bedrijfsauto met aanhangwagen) hem op zeer korte afstand was genaderd, waardoor er een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat hem tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood."
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op donderdag 18 januari 2007 omstreeks 10.30 uur hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het plaatsgevonden verkeersongeval en de technische staat van de daarbij betrokken voertuigen. Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de N36, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Vriezenveen in de gemeente Twenterand.
Ten tijde van het ongeval was er sprake an hoge windsnelheden/windvlagen (storm.)
Bij het ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
Een Mercedes-Benz bedrijfswagen met kenteken [AA-00-BB] en een Daf bedrijfswagen met kenteken [CC-00-DD].
De botsomgeving bleek ruimschoots op het weggedeelte te zijn, waar op dat moment de Daf reed.
De oorzaak van het ongeval is gelegen in het feit dat de bestuurder van de Mercedes-Benz het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehad, waardoor hij deels met dit door hem bestuurde voertuig op het weggedeelte kwam, welke was bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer (de op dat moment naderende Daf). Vast staat dat de Mercedes-Benz onvoldoende rechts heeft gehouden en dientengevolge frontaal in aanrijding is gekomen met de aldaar rijdende Daf. De bestuurder van de Daf is tengevolge van de verwondingen ter plaatse overleden."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Op 18 januari 2007 reed ik te Vriezenveen als bestuurder van een vrachtauto van Totaal Bed over de N36 in de richting Almelo."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Op donderdag 18 januari 2007 omstreeks 10.15 of 10.30 uur reed ik als bestuurder van een personenauto over de rijksweg 36 te Vriezenveen in de gemeente Twenterand, komende uit de richting van Vriezenveen en gaande in de richting van Westerhaar-Vriezenveensewijk.
Ik zag dat het regende en ik voelde harde windstoten. Ik zag dat ik achter een blauwe vrachtauto met aanhanger reed. Op een gegeven moment zag ik een gele vrachtauto met oplegger (het hof begrijpt, de Mercedes bedrijfswagen) uit de tegenovergestelde richting komen. Ik zag dat deze plotseling met een vloeiende beweging over de wegas terechtkwam. Ik zag dat zeker de helft van de gele vrachtauto op mijn weghelft terechtkwam. Hierop hoorde ik een enorm harde knal en zag ik dat de vrachtauto (het hof begrijpt, de DAF bedrijfswagen) die voor mij reed in aanrijding was gekomen met de gele vrachtauto die hem tegemoet kwam rijden. Op het moment dat de gele vrachtauto, die vanuit tegenovergestelde richting kwam, over de weghelft kwam te rijden, zag ik dat de weg gewoon vrij was. Ik zag geen obstakels of iets dergelijks op de weg liggen, waardoor de vrachtauto moest uitwijken."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
"Ik reed donderdag 18 januari 2007 tussen 10.00 en 10.25 uur over de N36. Ik kwam vanuit de richting Coevorden en ik reed in de richting van Almelo. Vanaf Coevorden reed een vrachtauto van Totaal Bed voor mij. Ik zag dat deze vrachtwagen erg slingerde. Op de N36 heeft de vrachtwagen van Totaal Bed met de linkerwielen minimaal vier keer de dubbel doorgetrokken middenstreep overschreden. Dit gebeurde op de open plekken, bij de weilanden.
Op een gegeven moment, nabij de tankstations die aan de N36 gelegen zijn, zag ik dat de vrachtwagen van Totaal Bed wederom over de middenstreep reed. Hij kwam met beide linkerwielen over de dubbele streep. Ik zag dat er van de andere kant, dus vanuit de richting Almelo, een vrachtwagen kwam. Deze week uit, maar kon de aanrijding niet meer voorkomen."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
"Op 18 januari 2007 net na 10.00 uur reed ik met mijn vrachtauto op de Sibculoseweg te Westerhaar, gemeente Twenterand. Ik sloeg linksaf de Rijksweg N36 op, richting Vriezenveen. Toen ik op de oprit van de N36 reed, reden mij net een gele vrachtauto van Totaal Bed een wit bestelbusje en een donkere Volvo voorbij. Ik ben na hen ingevoegd op de N36.
De afstand tussen mij en de gele vrachtauto bedroeg ongeveer 100 meter. Ik zag dat de gele vrachtauto iedere keer op de linkerweghelft terechtkwam. Ik vernam dat er veel wind stond. Toen de gele vrachtauto boven op het viaduct reed, zag ik dat deze bijna geheel op de linkerweghelft reed. Hierna verdween de vrachtauto uit mijn zicht.
Toen ik zelf over het viaduct kwam, zag ik dat er bij het tankstation een aanrijding was gebeurd. Ik zag dat de gele vrachtauto een aanrijding had gehad."
f. een brief van dr. A.J. Feijt, Hoofd Klimaatdata en -advies van het KNMI, van 26 november 2007, voor zover inhoudende:
"Ik deel u het volgende mede over het weer op 18 januari 2007 tussen 10.00 en 11.00 uur te Vriezenveen (Twente):
Tussen een complex lagedrukgebied boven het noordelijk deel van de Oceaan en een gebied van hoge druk boven de Middellandse Zee stond een krachtige zuidwestelijke stroming. Op de 18e trok een actieve storing van Schotland naar Denemarken, wat een storm veroorzaakte in de kustprovincies. In het hele land kwamen zware windstoten voor. Het bij de depressie behorende frontensysteem ging vergezeld van veel neerslag.
Op de 18e regende het in Vriezenveen voortdurend van ca. 02.00 tot ca. 17.15 uur waarbij in totaal ca. 25 mm neerslag viel. Tussen 10.00 uur tot ca. 10.30 uur regende het matig, van ca. 10.30 uur tot ca. 10.40 uur regende het zwaar, waarna het tot 11.00 uur weer matig regende, waarbij totaal in dit uur ca. 5 mm neerslag viel.
Er stond een krachtige wind uit het zuidwesten. De gemiddelde windsnelheid was ca. 11 m/s. De windsnelheid tijdens de sterkste stoten was ca. 21 m/s."
g. een overzicht van de Beaufortschaal, voor zover inhoudende:
"Schaalcijfer BeaufortWindsnelheidBenaming boven land
610,8 - 13,8 m/sKrachtige wind
920,8 - 24,4 m/sStorm"
h. een proces-verbaal 'Tachograafschijf/data onderzoek' van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Aan de hand van het tachograafschijfonderzoek is het volgende gevonden:
Vrachtauto met aanhangwagen, kenteken [CC-00-DD]:
De combinatie reed ongeveer vijf minuten voordat het ongeval plaatsvond met snelheden, welke varieerden tussen 77 en 86 km/uur. Mede gelet op de door de aanvrager aangeleverde ongevalgegevens vond de aanrijding plaats kort nadat er van een snelheid, welke lag tussen 85 en 82 km/uur, was afgeremd.
Vrachtauto, kenteken [AA-00-BB]:
De vrachtauto reed ongeveer vijf minuten voordat het ongeval plaatsvond met snelheden welke varieerden tussen 80 en 88 km/uur. De aanrijding vond plaats, nadat er gedurende ongeveer 14 seconden met een vrijwel constante snelheid van 88 km/uur werd gereden."
i. een akte van overlijden van 12 april 2007, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van Twenterand, voor zover inhoudende:
"Overledene
Geslachtsnaam:[slachtoffer]
Voornamen:[slachtoffer]
Dag van overlijden:18 januari 2007"
2.4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar door de verdediging onder meer het volgende aangevoerd:
"Mijn cliënt wordt verweten dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de weersomstandigheden van die dag en dat hij kennelijk bij een windvlaag de controle heeft verloren waardoor hij op de linkerbaan terecht is gekomen. De vraag is wat het inhoudt dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast. Had hij 75 kilometer per uur moeten rijden, 50 of had hij moeten stoppen?
Afgezien van één getuige reden alle automobilisten achter mijn cliënt met dezelfde snelheid. Kennelijk waren de omstandigheden voor geen enkele automobilist aanleiding om snelheid te minderen.
Het feit is wel dat er kennelijk op een gegeven moment een rukwind is geweest, waardoor de door mijn cliënt bestuurde vrachtwagen op de linkerhelft terecht is gekomen.
De vraag is of mijn cliënt ook op de linkerhelft terecht was gekomen als hij 70 of 60 kilometer per uur had gereden. Kunnen we derhalve vaststellen dat er een causaal verband is tussen het verwijt dat aan mijn cliënt wordt gemaakt dat hij vaart had moeten minderen en het feit dat hij aan linkerkant van de weg terecht is gekomen?
Uit de Verkeersongevallenanalyse blijkt dat een rukwind de oorzaak is geweest dat mijn cliënt op de linkerhelft terecht is gekomen. Een rukwind is onvoorspelbaar. Die kan zodanig zijn dat, ongeacht je snelheid, je niet kunt voorkomen dat je op de andere weghelft terechtkomt. De verklaring van getuige [getuige 1] is hierbij van belang. Hij heeft verklaard dat de vrachtwagen die mijn cliënt bestuurde plotseling met een vloeiende beweging op de andere weghelft terecht is gekomen. Hij zag dat zeker de helft van de vrachtwagen op de andere helft terechtkwam.
Daaruit kan worden afgeleid dat de vrachtwagen niet even over de linkerrijbaan is gereden. Moest mijn cliënt rekening houden met een dergelijke rukwind?
Op grond van de Verkeersongevallenanalyse vind ik dat er onvoldoende causaal verband kan worden vastgesteld tussen het verwijt aan mijn cliënt dat hij zijn snelheid had moeten mindreen en het feit dat de vrachtauto in aanzienlijke mate op de andere weghelft terecht is gekomen.
Tot slot wil ik het volgende opmerken.
Bij het primair tenlastegelegde zie ik het causaal verband waar het openbaar ministerie het over heeft niet terug in de tenlastelegging. Het verwijt is dat mijn cliënt geen vaart heeft verminderd en dat hij door een rukwind op de andere weghelft terecht is gekomen. Het is een 'en, en, en'-verhaal. Er staat niet dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast, waardoor hij op de andere weghelft terecht is gekomen. Als u komt tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging, dan kunt u niet komen tot een veroordeling. De voorzitter vraagt mij of het hof het zo moet begrijpen dat er bij het ontbreken van de wederrechtelijkheid ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen en bij het ontbreken van schuld vrijspraak.
Dat klopt.
Maar ook los van deze tenlastelegging denk ik dat bij het ontbreken van causaal verband mijn cliënt hier in strafrechtelijke zin geen schuld treft."
2.5. Het Hof heeft in het verkorte arrest onder meer het volgende overwogen:
"Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er aan de zijde van verdachte geen sprake was van schuld aan het verkeersongeval, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
(...)
Verweer strafuitsluitingsgrond
Door de verdediging is aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt tussen het verwijt aan verdachte dat hij snelheid had moeten verminderen en het feit dat hij aan de linkerkant van de weg terecht is gekomen. Bovendien blijkt het causaal verband niet uit de tenlastelegging, zodat het hof niet tot een veroordeling van verdachte kan komen.
Het hof overweegt daaromtrent dat het causaal verband tussen het verkeersgedrag van verdachte en het feit dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is gegeven met de bewezenverklaring waarin het hof heeft vastgesteld dat het verkeersongeval is veroorzaakt doordat verdachte zeer onvoorzichting heeft gereden.
Het hof verwerpt het verweer."
3. Beoordeling van het middel
3.1.1. Het middel klaagt primair dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, op de grond dat het een causaal verband heeft aangenomen tussen het niet aanpassen
door de verdachte van diens snelheid aan de weersomstandigheden en het op de andere weghelft geraken van diens vrachtauto (waardoor het ongeval is ontstaan), terwijl dat verband niet is tenlastegelegd.
3.1.2. De klacht faalt. Blijkens het slot van zijn hiervoor onder 2.5 weergegeven overweging heeft het Hof het in het middel bedoeld causale verband kennelijk wel in de tenlastelegging gelezen. Die uitleg van de tenlastelegging is met haar bewoordingen niet onverenigbaar en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
3.2.1. Het middel klaagt subsidiair dat het Hof het verweer dat het causaal verband tussen de gedraging van de verdachte en het verkeersongeval niet kan worden bewezen, op ontoereikende wijze heeft verworpen, althans dat dat verband en daarmee de bewezenverklaarde schuld aan het ongeval niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.2. Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen vastgesteld dat:
a. de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto (vrachtauto), terwijl sprake was van een gevaarlijke wegsituatie als gevolg van slechte weersomstandigheden gepaard gaande met windstoten, voorafgaande aan het ongeval (minimaal) vier keer met de linkerwielen de dubbel doorgetrokken middenstreep heeft overschreden en dat de vrachtauto daarbij erg slingerde;
b. de vrachtauto ongeveer vijf minuten voordat het ongeval plaatsvond met snelheden reed die varieerden van 80 tot 88 km/uur en dat de aanrijding plaatsvond nadat er gedurende ongeveer 14 seconden met een vrijwel constante snelheid van 88 km/uur werd gereden;
c. de verdachte vervolgens wederom de dubbele streep heeft overschreden en op de andere weghelft is terechtgekomen, waardoor een aanrijding ontstond met een tegemoetkomende vrachtauto;
3.2.3. Uit die vaststellingen heeft het Hof kunnen afleiden dat het ongeval (mede) is veroorzaakt doordat de verdachte - zeer onvoorzichtig - zijn snelheid niet heeft aangepast aan de in de bewezenverklaring genoemde weersomstandigheden. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het van algemene bekendheid is dat bij dergelijke weersomstandigheden (storm, gepaard gaande met windstoten en zware regenval) het risico van koersafwijkingen van motorvoertuigen afneemt naarmate met een lagere snelheid wordt gereden en eventuele koersafwijkingen bij een lagere snelheid beter kunnen worden gecorrigeerd.
Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat de overschrijding van de middenstreep die tot het ongeval heeft geleid, evenals de daaraan voorafgaande overschrijdingen het gevolg zijn geweest van windstoten in combinatie met de snelheid van de vrachtauto, en dat de verdachte na die voorafgaande overschrijdingen zijn snelheid had behoren te matigen. Het Hof behoefde daarom niet nader in te gaan op de door de verdediging betrokken stelling dat de koersafwijking die tot het ongeval heeft geleid mogelijk het gevolg is geweest van een "onvoorspelbare" rukwind, waarop de verdachte niet bedacht behoefde te zijn. Voorts kon het Hof, anders dan het middel wil, in het midden laten in welke mate de verdachte zijn snelheid had dienen aan te passen.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat dit 114 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 57 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 september 2010.