ECLI:NL:HR:2010:BN0580
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake verweer medeverdachte
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 3 juli 2009, met nummer 23/000301-08. De verdachte, geboren in 1962 en wonende te [woonplaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De verdediging werd gevoerd door de advocaten mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden werkzaam in Amsterdam. In de schriftelijke middelen van cassatie werd aangevoerd dat het Hof had verzuimd te beslissen op een verweer dat was ingediend in de zaak van een medeverdachte, waarbij de verdachte zich had aangesloten. Dit verweer werd door de Advocaat-Generaal Jörg in zijn conclusie behandeld, waarin hij concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het middel, dat zich richtte tegen het niet beslissen op het verweer van de medeverdachte, faalde op de gronden die door de Advocaat-Generaal waren vermeld. De Hoge Raad oordeelde dat het tweede middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen opriep die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 12 oktober 2010. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.