ECLI:NL:HR:2010:BN0628
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de gebruikelijkloonregeling op leden van coöperaties
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 april 2009, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Inspecteur had na bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de gebruikelijkloonregeling, zoals neergelegd in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964, van toepassing is op leden van coöperaties. Belanghebbende, die als bezoldigd bestuurder van de coöperatie werkzaam is, betoogt dat de toepassing van deze regeling in zijn geval in strijd is met de doelstelling van de regeling, omdat er geen sprake is van oneigenlijk gebruik van de coöperatie. De Hoge Raad oordeelt echter dat de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 12a geen steun bieden voor een beperkte toepassing van de regeling. De Hoge Raad concludeert dat de gebruikelijkloonregeling ook van toepassing is op leden van coöperaties, ongeacht het motief voor de uitbreiding van het toepassingsbereik.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 9 juli 2010.