ECLI:NL:HR:2010:BN1705
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Jeugdige verdachte en recht op rechtsbijstand tijdens politieverhoor
In deze zaak gaat het om een jeugdige verdachte die in cassatie is gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van verduistering van een geldbedrag dat toebehoorde aan zijn werkgever. Tijdens het politieverhoor had de verdachte geen toegang tot een advocaat of vertrouwenspersoon, wat volgens de Hoge Raad een vormverzuim oplevert. De Hoge Raad oordeelt dat indien een aangehouden jeugdige verdachte niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dit in beginsel leidt tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen die zijn afgelegd zonder juridische bijstand. Dit is in lijn met artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad stelt vast dat het Gerechtshof in zijn uitspraak niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaring van de verdachte, die onder druk tot stand zou zijn gekomen, toch is meegenomen in de bewijsvoering. De verdediging had aangevoerd dat de bekentenis van de verdachte onder ongeoorloofde druk was verkregen, maar het Hof heeft dit niet overtuigend weerlegd. Hierdoor is de bewezenverklaring niet voldoende onderbouwd, wat leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand voor jeugdige verdachten en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden waaronder verklaringen zijn afgelegd. De Hoge Raad bevestigt dat de rechten van de verdachte moeten worden gerespecteerd, vooral in situaties waarin de verdachte kwetsbaar is, zoals in het geval van minderjarigen.