ECLI:NL:HR:2010:BN4134

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02415 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op inbeslaggenomen auto en de herkomst van het geld

In deze zaak gaat het om een klaagschrift van een klaagster die de teruggave van een inbeslaggenomen auto verzoekt. De auto, een Aston Martin, is aangeschaft voor een bedrag van € 160.000, waarvan een deel contant is betaald. De Rechtbank te Haarlem heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat de klaagster niet voldoende kon aantonen dat het geld waarmee de auto is gefinancierd, afkomstig was van haar. De klaagster heeft in haar klaagschrift aangegeven dat er regelmatig grote sommen contant kasgeld aanwezig waren en dat er voldoende kasgeld was om de contante betaling te verrichten. De Rechtbank oordeelde echter dat de officier van justitie voldoende had aangetoond dat de auto was bekostigd met geld dat afkomstig was van misdrijf.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de klaagster behandeld en geconcludeerd dat de overwegingen van de Rechtbank niet zonder meer begrijpelijk zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de klaagster voldoende bewijs heeft geleverd van de herkomst van het geld en dat de Rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het geld niet van de klaagster afkomstig zou zijn. De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechterlijke beslissingen, vooral in zaken die betrekking hebben op beslag en de herkomst van geld. De Hoge Raad stelt dat de klaagster niet alleen recht heeft op een eerlijke behandeling, maar ook dat de rechter duidelijk moet maken waarom bepaalde bewijsstukken niet overtuigend zijn.

Uitspraak

26 oktober 2010
Strafkamer
nr. 08/02415 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 22 mei 2008, nummer RK 08/252, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J.G. Kabalt, advocaat te Breukelen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat met betrekking tot de in beslaggenomen auto voldaan is aan de in art. 94a, derde lid onder a, Sv gestelde eis, althans dat het oordeel van de Rechtbank hieromtrent onvoldoende en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd.
2.2. Op de in het middel bedoelde auto is conservatoir beslag gelegd als bedoeld in art. 94a Sv. De klaagster heeft bij klaagschrift om de teruggave van de auto verzocht.
2.3. Het klaagschrift houdt, voor zover hier van belang, in:
"Het bedrag waarvoor de voornoemde Aston Martin uiteindelijk is aangeschaft betreft € 160.000,00. Bijgaand treft u een afschrift aan van de factuur, welke op naam is gesteld van klaagster (bijlage 15). Uit de aantekening op de factuur blijkt dat een gedeelte, groot € 110.000,-, middels een overboeking via de bank is betaald en een gedeelte, groot € 50.000,-, contant is voldaan. De auto is op 20 april 2007 aangeschaft. Naast het feit dat uit voornoemde administratie blijkt dat er regelmatig grote sommen contant kasgeld aanwezig waren, blijkt voorts uit die administratie dat de auto met geld (zowel contant als giraal) van klaagster is aangeschaft. Uit het kasboek overzicht van 2007 (bijlage 7B) blijkt dat er eind maart 2007 € 43.280,- in kas was. De ontvangsten per kas in de periode 1 april 2007 t/m 19 april 2007 betreffen € 21.200,-. Dit blijkt uit de overzichten welke zijn bijgevoegd onder bijlage 8. Bovendien heeft klaagster per kas € 60.000,- ontvangen in verband met de verkoop van de vorige auto. Ook dit is verwerkt in de kasboekoverzichten.
In kas
Beginsaldo: € 43.280,-
Ontvangsten t/m 19 april 2007: € 21.200,- + € 60.000,-
Totaal: € 124.479,-
In de periode 1 april 2007 t/m 19 april 2007 zijn voorts per kas uitgaven gedaan. Ook deze zijn verwerkt in de kasboekoverzichten onder bijlage 8. Het betreft een totaalbedrag van € 2.670,-. Voorts zijn er vanuit de kas twee bankstortingen gedaan op 17 april 2007 van respectievelijk € 14.500,- en € 45.500,-.
In kas in totaal: € 124.479,-
Uitgaven: € 2.670,- + € 14.500,- + € 45.500,-
Totaal in kas per 20 april 2007: € 61.809
Uit de voorgaande rekensom blijkt derhalve dat er voldoende kasgeld op 20 april 2007 aanwezig was om de contante betaling, zoals aangegeven op de factuur, te verrichten. De contante uitgave vindt u op 20 april 2007 ook verwerkt in het kasboekoverzicht van bijlage 8."
2.4. De Rechtbank heeft het klaagschrift in zoverre ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt dienaangaande het volgende in:
"Nu het kenteken van de inbeslaggenomen auto op naam staat van klaagster en niet is gebleken dat klaagster geen gebruik maakt van de auto, dient naar het oordeel van de rechtbank klaagster buiten redelijke twijfel aangemerkt te worden als eigenaar van de auto. Vervolgens dient te worden onderzocht of zich een situatie als bedoeld in artikel 94a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering voordoet. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Beslagene [betrokkene 1] wordt verdacht van onder andere het organiseren van illegale kansspelen en witwassen. Uit het dossier blijkt dat hier grote hoeveelheden contant geld in omgingen. Uit het dossier blijkt voorts dat uit het onderzoek dat is gedaan door het Bureau Financiële Recherche volgt dat beslagene [betrokkene 1] in een jaar tijd in ieder geval een bedrag van 153.018,00 euro heeft verdiend, welk bedrag contant voorhanden was. Uit het dossier blijkt dat de inbeslaggenomen auto voor een aanzienlijk deel is bekostigd met contant geld. Klaagster heeft onvoldoende kunnen aantonen dat dit geldbedrag afkomstig was van [klaagster]. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie op voorhand voldoende heeft aangetoond dat de auto is bekostigd met geld dat middellijk danwel onmiddellijk afkomstig is van misdrijf."
2.5. De Rechtbank heeft blijkens de beschikking geoordeeld dat aannemelijk is dat de inbeslaggenomen auto onmiddellijk of middellijk afkomstig is van het misdrijf in verband waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen ten behoeve waarvan het conservatoir beslag is gelegd. De overweging van de Rechtbank dat de klaagster onvoldoende heeft kunnen aantonen dat het betreffende geldbedrag afkomstig was van [klaagster], is evenwel, gelet op hetgeen namens de klaagster is aangevoerd ten aanzien van het bij [klaagster] ten tijde van de aankoop van de auto aanwezige kasgeld, niet zonder meer begrijpelijk.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2010.