ECLI:NL:HR:2010:BN6124

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04758
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg uiterste wilsbeschikking en waardering bloot eigendom in erfrecht

In deze zaak, die op 15 oktober 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de uitleg van een uiterste wilsbeschikking in het kader van het erfrecht. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Duijvendijk-Brand, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De verweersters, vertegenwoordigd door mr. M.E. van Staden ten Brink, hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Alkmaar en arresten van het hof, die aan deze zaak zijn gehecht.

De kern van het geschil betreft de rechten van de echtgenoot van de erflaatster, die het recht van gebruik en bewoning van de woning heeft gekregen. De Hoge Raad oordeelt dat de echtgenoot op basis van het keuzelegaat gerechtigd is om tegen inbreng van de waarde van het gebruiksrecht de bloot eigendom van de woning over te nemen. Dit roept vragen op over de waardering van de bloot eigendom en de rente die de echtgenoot aan de andere erfgenamen verschuldigd is, welke gelijk moet zijn aan de wettelijke rente vanaf de peildatum voor de waardebepaling.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, strekt tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het principale beroep faalt, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en compenseert de kosten van het geding in cassatie, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

15 oktober 2010
Eerste Kamer
08/04758
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. M.E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 71922/HA ZA 04-262 van de rechtbank Alkmaar van 23 februari 2005, 13 juli 2005 en 10 mei 2006,
b. de arresten in de zaak met het rolnummer 1353/06 van het gerechtshof te Amsterdam van 22 november 2007 en 7 augustus 2008.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 30 september 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 oktober 2010.