ECLI:NL:HR:2010:BN6124
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitleg uiterste wilsbeschikking en waardering bloot eigendom in erfrecht
In deze zaak, die op 15 oktober 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de uitleg van een uiterste wilsbeschikking in het kader van het erfrecht. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Duijvendijk-Brand, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. De verweersters, vertegenwoordigd door mr. M.E. van Staden ten Brink, hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Alkmaar en arresten van het hof, die aan deze zaak zijn gehecht.
De kern van het geschil betreft de rechten van de echtgenoot van de erflaatster, die het recht van gebruik en bewoning van de woning heeft gekregen. De Hoge Raad oordeelt dat de echtgenoot op basis van het keuzelegaat gerechtigd is om tegen inbreng van de waarde van het gebruiksrecht de bloot eigendom van de woning over te nemen. Dit roept vragen op over de waardering van de bloot eigendom en de rente die de echtgenoot aan de andere erfgenamen verschuldigd is, welke gelijk moet zijn aan de wettelijke rente vanaf de peildatum voor de waardebepaling.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, C.L. de Vries Lentsch-Kostense, strekt tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het principale beroep faalt, waardoor het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde komt. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en compenseert de kosten van het geding in cassatie, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.