ECLI:NL:HR:2010:BN6127
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van conservatoir beslag en betekeningsverplichting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2010 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van een conservatoir beslag dat was gelegd door [verweerder], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [betrokkene 1]. Het geschil draaide om de vraag of het beslag nietig was omdat de eis in de hoofdzaak niet overeenkomstig artikel 715 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) was overbetekend aan de vennootschap. De rechtbank had het verzoek van [verweerder] om te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zou worden overgegaan, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet-nakomen van de betekeningsverplichting leidde tot de nietigheid van het beslag.
In hoger beroep heeft het hof echter de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van [verweerder] alsnog toegewezen. Het hof oordeelde dat het ontbreken van een afzonderlijke betekening aan de vennootschap van het instellen van de eis in de hoofdzaak niet tot nietigheid van het beslag leidde. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat artikel 715 lid 2 Rv geen sanctie verbindt aan het niet-nakomen van de betekeningsverplichting. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de interpretatie van de betekeningsverplichtingen in het kader van conservatoir beslag en de gevolgen van het niet-nakomen daarvan. De beslissing biedt duidelijkheid over de rechtsgeldigheid van beslag in situaties waarin de betekeningsverplichting niet strikt is nageleefd, en bevestigt dat de wet geen sanctie verbindt aan dergelijke tekortkomingen.