ECLI:NL:HR:2010:BN7888

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00610
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • W.D.H. Asser
  • C.E. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van netbeheerders onder de Elektriciteitswet 1998 met betrekking tot administratieve diensten voor particuliere netten

In deze zaak gaat het om de verplichtingen van Liander N.V. als netbeheerder van een regionaal distributienet in het kader van de Elektriciteitswet 1998. De Hoge Raad behandelt de vraag of Liander verplicht is om administratieve diensten te verlenen aan de windparken van Kubbeweg, die zijn aangesloten op een particulier elektriciteitsnet van WOF. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem, waarin werd geoordeeld dat Liander geen verplichting had om deze diensten te verlenen. WOF en Kubbeweg hebben cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad overweegt dat de Elektriciteitswet 1998 en de daarop gebaseerde regelgeving, zoals de NetCode, geen grond bieden voor de verplichting van Liander om administratieve diensten te verrichten voor aansluitingen die niet rechtstreeks op haar net zijn aangesloten. De Hoge Raad verwijst naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin is vastgesteld dat een netbeheerder alleen wettelijke taken heeft ten aanzien van het net waarvoor hij is aangewezen en de rechtstreeks op dit net aangesloten afnemers. Dit betekent dat Kubbeweg, als niet-rechstreeks aangesloten afnemer op het regionale net, niet kan aanspraak maken op de gevraagde administratieve diensten.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van WOF en Kubbeweg en bevestigt de uitspraak van het hof. De kosten van het geding in cassatie worden voor WOF en Kubbeweg vastgesteld op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt de grenzen van de verplichtingen van netbeheerders onder de Elektriciteitswet 1998 en de noodzaak voor afnemers om zich bewust te zijn van hun positie binnen het netwerk.

Uitspraak

12 november 2010
Eerste Kamer
09/00610
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. WINDNET OOST-FLEVOLAND B.V.,
gevestigd te Heinenoord, gemeente Binnenmaas,
2. WINDPARK KUBBEWEG B.V.,
gevestigd te Biddinghuizen,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
LIANDER N.V. (voorheen: N.V. Continuon Netbeheer),
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. B.T.M. van der Wiel.
Eiseressen zullen afzonderlijk worden aangeduid als WOF en Kubbeweg. Verweerster zal hierna ook worden aangeduid als Liander.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 139412 / KG ZA 06-221 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem van 19 mei 2006;
b. het arrest in de zaak 104.002.297 van het gerechtshof te Arnhem van 25 november 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben WOF en Kubbeweg beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Liander heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor WOF en Kubbeweg toegelicht door hun advocaat alsmede door mr. R.L. Bakels, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Liander door haar advocaten alsmede door mr. M.W.E. Lohman, eveneens advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In deze zaak staat centraal de vraag of Liander, als netbeheerder van een regionaal distributienetnet, op grond van Richtlijn 2003/54 EG, hierna ook: de Tweede Elektriciteitsrichtlijn, de Elektriciteitswet 1998 (hierna ook: Ew) en/of de op grond van art. 31 lid 1, aanhef en onder a, in verbinding met art. 36 van die wet door de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit vastgestelde NetCode, gehouden is bepaalde "administratieve diensten" te verrichten met betrekking tot de aansluitingen van de windparken van Kubbeweg op het particuliere elektriciteitsnet van WOF. Van het volgende kan worden uitgegaan.
(i) WOF is eigenaar van een particulier elektriciteitsnet in de gemeenten Dronten en Lelystad. Op dat net zijn twee windturbineparken van Kubbeweg aangesloten. Nadat het vonnis in eerste aanleg was uitgesproken, zijn daar nog twee windturbineparken van de Universiteit Wageningen bijgekomen. De elektriciteit die in die parken wordt opgewekt, wordt ingevoed op het net van WOF.
(ii) Het particuliere elektriciteitsnet van WOF is verbonden met het ter plaatse aanwezige regionale distributienet. Liander is op grond van art. 10 lid 3 Ew aangewezen als netbeheerder van dat regionale distributienet. Dit net is op zijn beurt gekoppeld aan het landelijke hoogspanningsnet, dat wordt beheerd door TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT).
(iii) WOF heeft - op haar verzoek - op grond van art. 15 lid 2 Ew van de minister van Economische Zaken ontheffing gekregen van het in art. 10 lid 3 Ew vervatte gebod om voor haar elektriciteitsnet een netbeheerder aan te wijzen.
(iv) Liander heeft op de voet van art. 16 lid 1, onder h, Ew vastgesteld dat de windturbines op de parken van Kubbeweg productie-installaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit zijn en dat de meetinrichtingen op deze windturbineparken geschikt zijn voor de meting van de opgewekte en ingevoede elektriciteit. WOF en Kubbeweg hebben Liander verzocht om EAN-codes voor de aansluiting van ieder van de parken van Kubbeweg op het net van WOF af te geven. Liander heeft voor beide windturbineparken "groene" EAN-codes afgegeven, maar heeft geweigerd daarvoor ook zogenaamde "grijze" EAN-codes af te geven. Slechts voor de aansluiting van het net van WOF op het regionale distributienet heeft Liander een "grijze" EAN-code afgegeven. Met de "groene" EAN-codes kan per windpark subsidie voor het opwekken van duurzame elektriciteit worden verkregen. Met een "grijze" EAN-code wordt voor overige doeleinden over de op de betrokken aansluiting ingevoede en afgenomen elektriciteit gecommuniceerd.
(v) De Elektriciteitswet 1998 noch de daarop gebaseerde regelgeving, zoals de NetCode en de eveneens door de raad van bestuur van de NMa vastgestelde Meetcode Elektriciteit en SysteemCode, kent verschillende soorten EAN-codes. Het door partijen gemaakte onderscheid tussen een "groene" en een "grijze" code komt hierop neer dat Liander de onder een door haar als "grijs" uitgegeven code voor een aansluiting door de programmaverantwoordelijke gedane opgaven en door de meetverantwoordelijke gemelde meetgegevens verzamelt en na bewerking en cumulering doorzendt aan TenneT als netbeheerder van het landelijke net en dat zij voorts met betrekking tot die aansluiting nog enkele administratieve diensten verricht in geval van wijziging van elektriciteitsleverancier of -afnemer, programmaverantwoordelijke of meetverantwoordelijke. Wanneer een code door haar als "groen" is afgegeven doet zij dat niet. Gevolg daarvan is dat die "groene" code het desbetreffende aansluitpunt wel identificeert, maar dat die identificatie slechts bruikbaar is voor het aanvragen van subsidie ter stimulering van duurzame energieproductie.
(vi) In de SysteemCode is onder meer het systeem van programma-verantwoordelijkheid in de zin van art. 1 lid 1, onder o, Ew uitgewerkt. In dat artikel wordt onder programma-verantwoordelijkheid verstaan "de verantwoordelijkheid van afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, en vergunninghouders om programma's met betrekking tot de productie, het transport en het verbruik van elektriciteit op te stellen of te doen opstellen ten behoeve van de netbeheerders en zich met inachtneming van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, te gedragen overeenkomstig die programma's". De Meetcode Elektriciteit bevat onder meer een regeling van de meetverantwoordelijkheid van de aangeslotenen, waaronder ingevolge onderdeel 1.1.4 van deze regeling wordt verstaan "de verantwoordelijkheid van aangeslotenen voor het aanwezig zijn op de netaansluiting van een op grond van hoofdstuk 2 van deze regeling vereiste meetinrichting en meetinrichtingen in het kader van eigen opwekking, alsmede voor het correct en (tijdig) doen vaststellen en (doen) doorgeven van de in 1.1.1 bedoelde meetgegevens op grond van hoofdstuk 3 van deze regeling."
(vii) In verband met de weigering van Liander om voor de aansluiting van ieder park van Kubbeweg een EAN-code te verstrekken die voor meer doeleinden geschikt is dan voor het verkrijgen van subsidie, heeft WOF bij TenneT een zogenaamde CPS-account aangevraagd voor aansluiting op het Centraal Postbus Systeem. TenneT heeft dat account niet verstrekt, omdat WOF niet behoort tot de vier categorieën (netbeheerders, erkende programmaverantwoordelijken, erkende meetverantwoordelijken en leveranciers van elektriciteit) die voor hun onderlinge communicatie toegang tot het CPS hebben. In haar antwoord op het bezwaar van WOF tegen de afwijzing van TenneT heeft TenneT bij brief van 2 maart 2006 onder meer geschreven:
"In (...) uw brief schrijft u voorts dat alle verschillende aansluitingen op een particulier net individualiseerbaar moeten zijn. Dienaangaande merken wij op dat een aangeslotene die individualiseerbaarheid kan bereiken door een EAN-code aan te vragen. Die EAN-code kan worden verstrekt door de netbeheerder van het net waarop het door Windnet geëxploiteerde particuliere net is aangesloten (of door een andere netbeheerder). De programmaverantwoordelijke voor de aansluiting van het particuliere net op het openbare net kan die aanvrage verzorgen. Nadat de EAN-code is toegewezen moet de zojuist bedoelde programmaverantwoordelijke partij zorgen dat er door een erkende meetverantwoordelijke wordt gemeten. Die meetverantwoordelijke geeft de meetgegevens door aan de netbeheerder (van het net waarop het particuliere net is aangesloten) en die netbeheerder zorgt voor doorgifte van die meetgegevens (...).
Naar aanleiding van hetgeen u schrijft (...) merken wij op, dat onze eerdere afwijzing naar onze mening niet als een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. (...)"
Het tegen de brief van 2 maart 2006 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven ingestelde beroep is bij uitspraak van 21 februari 2008, LJN BC6109, ongegrond verklaard.
3.2 De in eerste aanleg door WOF en Kubbeweg gevraagde voorzieningen strekken ertoe, kort samengevat:
a. dat Liander voor de aansluitingen van de windparken op het door WOF geëxploiteerde net EAN-codes zal verstrekken naast (en dus onder handhaving van) de reeds eerder voor deze windparken verstrekte EAN-codes;
b. dat Liander die aansluitingen en EAN-codes op een aan bepaalde vereisten voldoende wijze zal administreren.
De primaire grondslag van deze vordering is dat Liander onrechtmatig handelt door in strijd met het bepaalde in de NetCode voor de windparken van Kubbeweg slechts een ("groene") EAN-code te verstrekken die een park uitsluitend identificeert voor de verkrijging van subsidie. Als subsidiaire grondslag hebben zij gesteld dat de handelwijze van Liander met het mededingingsrecht (art. 24 Mededingingswet) in strijd is, nu zij voor de afgifte van de EAN-codes van Liander afhankelijk zijn en Liander, door haar weigering per windpark volledige EAN-codes te verstrekken, haar machtspositie misbruikt om het voor producenten aantrekkelijker te maken direct op het regionale net van Liander in te voeden.
3.3 Het hof heeft de gevraagde, en in eerste aanleg toegewezen, voorzieningen geweigerd. Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat. De werkzaamheden waarop de vordering onder b. betrekking heeft, zijn de werkzaamheden die Liander wel verricht met betrekking tot aansluitingen met een "grijze", maar niet met betrekking tot aansluitingen met een "groene" EAN-code. Die werkzaamheden hebben partijen als "de administratieve diensten" aangeduid. Het al dan niet uitvoeren van die administratieve diensten is het enige aan de orde gestelde verschil tussen een "grijze" en een "groene" code, zodat de vorderingen onder a. en b. op hetzelfde neerkomen. Beslissend voor beide is het antwoord op de vraag of Liander gehouden is die administratieve diensten op zich te nemen voor een niet op haar net aangesloten, maar wel daarop uitstromende afnemer (rov. 7.1-7.3). WOF en Kubbeweg beroepen zich voor hun standpunt op het bepaalde in art. 2.7.4 tot en met 2.7.7 van de NetCode (rov. 8.1). Uitleg van die artikelen leidt het hof niet tot de conclusie dat Liander gehouden is de administratieve diensten desgevraagd voor Kubbeweg te verzorgen (rov. 8.2-8.6). Het beroep dat WOF en Kubbeweg hebben gedaan op de grondgedachten en doelstellingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Europese regelgeving waarvan die wet de implementatie beoogt, te weten de gelijke behandeling van en keuzevrijheid voor de afnemers van elektriciteit, faalt omdat die grondgedachten en doelstellingen geen zelfstandige rechtsbron zijn (rov. 8.7). Bovendien is niet aannemelijk geworden dat de beperkingen van die vrijheid die WOF en Kubbeweg door het standpunt van Liander zeggen te ondervinden, zich ook inderdaad voordoen. Zij hebben weliswaar onder meer betoogd dat als WOF en Kubbeweg en alle andere inmiddels op het net van WOF aangeslotenen uitsluitend gezamenlijk in het allocatieproces kunnen worden opgenomen, de consequentie daarvan is dat zij hun elektriciteitsproductie uitsluitend gezamenlijk aan één enkele afnemer kunnen afzetten, maar hebben bij pleidooi toegegeven dat geen enkele bepaling tot die consequentie noopt (rov. 8.8).
3.4.1 Onderdeel 1 bevat een drietal klachten met betrekking tot de, naar WOF en Kubbeweg betogen: in de beoordeling van de grieven 3 en 4 in rov. 8.1-8.9 doorwerkende, uitleg die het hof in rov. 7.1-7.3 heeft gegeven aan hun vorderingen.
3.4.2 Onderdeel 1.1 klaagt dat het oordeel in rov. 7.3 dat de vorderingen a. en b. op hetzelfde neerkomen en dat voor beide beslissend is of Liander gehouden is de administratieve diensten desgevraagd voor een niet op haar net aangesloten maar wel daarop uitstromende afnemer op zich te nemen, uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. Naar het onderdeel betoogt, moet de regionale netbeheerder aan een aangeslotene op een particulier net die tevens producent is van duurzame elektriciteit - zoals Kubbeweg - in ieder geval een ("grijze") EAN-code verstrekken (niet alleen ter verkrijging van subsidie, maar ook) ter identificatie in het elektronische berichtenverkeer, ook als zou moeten worden aangenomen dat die netbeheerder niet gehouden is tot het verlenen van de door het hof bedoelde administratieve diensten. Onderdeel 1.2 klaagt subsidiair dat de uitleg van de vorderingen van WOF en Kubbeweg in het kader van de uitleg van de grieven 3 en 4, mede gelet op het feit dat - naar het onderdeel stelt - partijen over en weer telkens onderscheid hebben gemaakt tussen enerzijds het verstrekken van EAN-codes en anderzijds het verrichten van administratieve diensten, onbegrijpelijk is.
3.4.3 In aanmerking genomen dat aan de aansluitingen van Kubbeweg een ("groene") EAN-code is toegekend en dat, naar het hof - in cassatie onbestreden - heeft geoordeeld, het al dan niet uitvoeren van de administratieve diensten het enige in feitelijke aanleg aan de orde gestelde verschil tussen een "grijze" en een "groene" code is, geeft het bestreden oordeel van het hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting als door onderdeel 1.1 gesteld. Anders dan onderdeel 1.2 wil, is dat oordeel evenmin onbegrijpelijk. Dit geldt temeer waar WOF en Kubbeweg bij memorie van antwoord zelf hebben gesteld dat het verstrekken van een EAN-code door een netbeheerder zonder dat deze met betrekking tot de aansluiting in kwestie dataverwerking verricht tamelijk zinloos is. Onderdeel 1.3 behoeft, nu het uitgaat van het geheel of gedeeltelijk slagen van de onderdelen 1.1 of 1.2, geen afzonderlijke behandeling.
3.5.1 De onderdelen 2 en 3 bevatten een reeks klachten waarmee vanuit verschillende gezichtshoeken wordt opgekomen tegen het oordeel van het hof in rov. 8.1-8.9, dat noch de door WOF en Kubbeweg ingeroepen bepalingen van de NetCode noch "de grondgedachten en doelstellingen van de Elektriciteitswet 1998 en van de Europese regelgeving waarvan die wet de implementatie beoogt" meebrengen dat Liander gehouden is de administratieve diensten voor Kubbeweg te verrichten. De klachten van onderdeel 2, die zich richten tegen rov. 8.1-8.9, stellen alleen aan de orde de betekenis die voor de uitleg van de NetCode toekomt aan de door de Tweede Elektriciteitsrichtlijn beoogde vrije toegang tot de elektriciteitsmarkt; de klachten van onderdeel 3, die zich keren tegen rov. 8.1-8.6 en deels een herhaling vormen van de klachten van onderdeel 2, voegen hier aan toe dat het oordeel van het hof blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omdat ook uit het nationale recht en in het bijzonder de NetCode volgt dat een netbeheerder als Liander verplicht is de gevorderde administratieve diensten aan Kubbeweg te leveren.
3.5.2 Bij de door WOF en Kubbeweg ingeroepen bepalingen van de NetCode (art. 2.7.4-2.7.7) gaat het om recht in de zin van art. 79 RO. Het antwoord op de vraag of Liander op grond van de NetCode, de Tweede Elektriciteitsrichtlijn dan wel de Elektriciteitswet 1998 jegens Kubbeweg gehouden is tot het verrichten van de onderhavige administratieve diensten is dan ook aan te merken als een rechtsoordeel, zodat daartegen slechts doeltreffend met een rechtsklacht kan worden opgekomen.
3.5.3 De in 3.5.2 genoemde artikelen van de NetCode luiden:
"2.7.4 Aansluitingen op een particulier net zoals bedoeld in 2.7, waarop één of meer verbruikers of producenten zijn aangesloten die hun programmaverantwoordelijkheid hebben ondergebracht bij een andere partij dan waar de beheerder van het particuliere net zijn programmaverantwoordelijkheid heeft ondergebracht, voldoen tevens aan de voorwaarden uit 2.1.3.
2.7.5 Indien op een particulier net zoals bedoeld in 2.7, één of meer verbruikers of producenten zijn aangesloten die hun programmaverantwoordelijkheid hebben ondergebracht bij een andere partij dan waarbij de beheerder van het particuliere net zijn programmaverantwoordelijkheid heeft ondergebracht, vindt de datacollectie en -verwerking plaats door de netbeheerder in de desbetreffende regio of door een conform de Meetcode Elektriciteit erkende meetverantwoordelijke.
2.7.6 Een aangeslotene op een net in de zin van art. 15, eerste of tweede lid van de Wet, die duurzame elektriciteit of wkk-elektriciteit produceert, kan bij de netbeheerder in de desbetreffende regio een verzoek indienen zoals bedoeld in artikel 16, lid 1 sub h van de Wet. In dat geval zijn 2.1.3.1 tot en met 2.1.3.4 van deze regeling van overeenkomstige toepassing op de aansluiting van deze aangeslotene op het particuliere net en dient bij het in 2.1.3.2 van deze regeling bedoeld overleg tevens de beheerder van het particuliere net te worden betrokken. Desgevraagd stelt de netbeheerder een EAN-code ter beschikking ter identificatie van de in de tweede volzin van dit artikel bedoelde aansluiting. De in artikel 16, lid 1 sub i van de Wet bedoelde uitlezing van de meetinrichting kan de desbetreffende aangeslotene door de netbeheerder of door een erkende meetverantwoordelijke laten uitvoeren.
2.7.7 Een aangeslotene die in aanmerking wenst te komen voor de faciliteiten bedoeld in hoofdstuk 5, paragraaf 2 van de Wet en die is aangesloten op een net als bedoeld in artikel 15, eerste of tweede lid van de Wet verzoekt de netbeheerder in de desbetreffende regio de taken zoals genoemd in hoofdstuk 4 van de Meetcode Elektriciteit voor hem te verrichten. In dat geval dient er op de aansluiting van deze aangeslotene op het particuliere net te worden voldaan aan Netcode 2.1.3."
3.6.1Onderdeel 2.1 is gericht tegen rov. 8.7 en klaagt dat het hof bij zijn uitleg van de art. 2.7.4-2.7.7 van de NetCode onder ogen had moeten zien of met (zijn uitleg van) die artikelen wel juist en volledig uitvoering wordt gegeven aan de Tweede Elektriciteitsrichtlijn en, zo dat niet het geval was, had moeten onderzoeken of wellicht richtlijnconforme uitleg mogelijk is en, zo dat ook niet het geval bleek, vervolgens had moeten onderzoeken of de Tweede Elektriciteitsrichtlijn op het punt van de vrije toegang tot de elektriciteitsmarkt directe werking toekomt.
Het onderdeel behelst, nu het niet de juistheid bestrijdt van het rechtsoordeel waartoe het hof is gekomen, niet een rechtsklacht en wordt om die reden tevergeefs voorgesteld.
3.6.2 Onderdeel 2.2 klaagt in wezen dat het bestreden oordeel van het hof een miskenning inhoudt van beperkingen van de vrije toegang tot de elektriciteitsmarkt die het gevolg zijn van het standpunt van Liander, beperkingen die volgens het onderdeel onder meer hierin gelegen zijn dat Kubbeweg op die markt niet individueel, maar slechts tezamen met WOF en andere op haar particuliere net aangesloten windparken kan opereren.
Dit onderdeel faalt omdat het eraan voorbijziet dat het hof - in cassatie onbestreden - heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de door WOF en Kubbeweg gestelde beperkingen van die vrije toegang zich ook inderdaad voordoen.
3.6.3 Onderdeel 2.3 berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Anders dan het onderdeel tot uitgangspunt neemt, heeft het hof in rov. 8.8 niet geoordeeld dat voor een vrije toegang tot de elektriciteitsmarkt in dit geval van doorslaggevende betekenis is dat "geen enkele bepaling" meebrengt dat Kubbeweg en de andere op het net van WOF aangesloten windparken hun elektriciteitsproductie uitsluitend gezamenlijk aan één enkele afnemer kunnen afzetten. Het onderdeel mist dus feitelijke grondslag en kan daarom niet tot cassatie leiden.
3.7.1 Met betrekking tot de, onder 3.1-3.7 naar voren gebrachte, klachten van onderdeel 3 geldt in de eerste plaats het volgende.
De NetCode is, evenals de Meetcode Elektriciteit en de SysteemCode, door de raad van bestuur van de NMa, op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders, opgesteld op grond van het bepaalde in art. 31 lid 1, aanhef en onder a, onderscheidenlijk b en c, in verbinding met art. 36 Ew. Art. 31 lid 1 luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:
a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de netten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van elektriciteit over het net,
b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van elektriciteit en de uitwisseling van meetgegevens,
c. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet enerzijds en afnemers en de overige netbeheerders anderzijds zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van de systeemdiensten."
Art. 36 draagt de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit op de in art. 31 bedoelde voorwaarden vast te stellen met inachtneming van het in dit artikel bedoelde voorstel van de gezamenlijke netbeheerders. Onder afnemer wordt in de Elektriciteitswet 1998 en de daarop rustende bepalingen verstaan: een ieder die beschikt over een aansluiting op een net.
3.7.2 De taken en verplichtingen van een (regionale) netbeheerder zijn vastgelegd in art. 16 lid 1 Ew.
Zij betreffen ingevolge de aanhef van deze bepaling alle "het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied". Art. 16 lid 3 verbiedt anderen dan de netbeheerder die taken uit te voeren, maar dat verbod geldt niet ingeval het gaat om het beheren van een net als bedoeld in art. 15 lid 2; anders gezegd: geldt niet voor het beheren van een particulier net.
3.7.3 Uit de hiervoor in 3.7.1 en 3.7.2 genoemde bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 in onderlinge samenhang bezien moet, evenals het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 10 maart 2010, LJN BM2256, worden afgeleid dat een netbeheerder van een regionaal net slechts wettelijke taken heeft ten aanzien van het net waarvoor hij als zodanig is aangewezen en de rechtstreeks op dit net aangesloten afnemers. Ingeval een particulier net op dat regionale net is aangesloten, behoort degene aan wie het particuliere net toebehoort - in dit geval: WOF - tot die afnemers. Zij die, zoals Kubbeweg, beschikken over een aansluiting op het particuliere net maar niet op het regionale net behoren daartoe niet.
Reeds bezien tegen deze achtergrond heeft het hof de NetCode terecht aldus uitgelegd dat deze geen grond biedt voor de opvatting dat Liander jegens Kubbeweg gehouden is de hiervoor bedoelde administratieve diensten desgevraagd te verrichten. Hierop stuiten alle klachten van onderdeel 3 af.
4. Onderdeel 4, dat het hof verwijt de devolutieve werking van het hoger beroep te hebben miskend, leidt niet tot cassatie omdat hetgeen WOF en Kubbeweg in feitelijke aanleg hebben aangevoerd ter staving van hun stelling dat Liander misbruik maakt van haar machtspositie als netbeheerder tot uitgangspunt neemt dat deze op grond van het bepaalde in of krachtens de Elektriciteitswet 1998 gehouden is de administratieve diensten aan Kubbeweg te verlenen, welk uitgangspunt blijkens het hiervoor overwogene onjuist is.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt WOF en Kubbeweg in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Liander begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 november 2010.