ECLI:NL:HR:2010:BN8072
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake overschrijding redelijke termijn en strafvermindering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 9 mei 2008 is gewezen. De verdachte, geboren in 1963, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.T. van Berge Henegouwen en mr. C.W.J. Faber, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, die is verminderd tot acht maanden en drie weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De overige middelen van cassatie zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is op 14 december 2010 uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.