ECLI:NL:HR:2010:BN8535

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

BOPZ en de geldigheidsduur van machtigingen tot voortgezet verblijf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De zaak betreft een verzoekschrift van de betrokkene, die in cassatie ging tegen een beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 31 mei 2010 een beschikking gegeven in de zaak met nummer 211895/FA RK 10-2714, waartegen de betrokkene beroep in cassatie heeft ingesteld. De advocaat van de betrokkene, mr. G.E.M. Later, heeft het cassatierekest ingediend, dat aan de beschikking van de Hoge Raad is gehecht.

De kern van de zaak draait om de vraag of de aanmerking bij het verzoekschrift overgelegde plannenlijst en probleemlijst als behandelingsplan en medische aantekeningen kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van schending van artikel 17 lid 3 van de BOPZ, dat bepaalt dat een machtiging tot voortgezet verblijf een geldigheidsduur heeft van ten hoogste een jaar na haar dagtekening. De Hoge Raad stelt vast dat de duur van de verleende machtiging niet hoeft te worden bekort met de periode die ligt tussen het verstrijken van de vorige machtiging en de verlening van de nieuwe machtiging. Het is enkel van belang dat het verzoek om een opvolgende machtiging is ingediend voordat de geldigheidsduur van de vorige machtiging was verstreken.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het middel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

5 november 2010
Eerste Kamer
10/03855
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT 'S-HERTOGENBOSCH,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 211895/FA RK 10-2714 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 mei 2010.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 5 november 2010.