ECLI:NL:HR:2010:BN9201

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01532
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening en aanwezigheidsrecht in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een verstekarrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1962 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep op 10 maart 2009. De raadsman van de verdachte, mr. B.M. Beg, was eveneens afwezig. De voorzitter van het hof heeft het onderzoek onderbroken om contact op te nemen met de raadsman, maar deze was niet bereikbaar. Het hof heeft vervolgens verstek verleend tegen de verdachte en de behandeling van de zaak voortgezet.

De verdachte heeft cassatie ingesteld, stellende dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend, omdat hij ten tijde van de zitting uit anderen hoofde gedetineerd was en niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen herhaald dat aan een cassatieklacht over de betekening van dagvaardingen en het aanwezigheidsrecht alleen gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op basis van in cassatie overgelegde bescheiden.

De Hoge Raad oordeelt dat de aan de schriftuur gehechte kopieën niet volledig zijn en onvoldoende steun bieden voor de stelling dat de verdachte ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was. De enkele inverzekeringstelling op 9 maart 2009 betekent niet automatisch dat de verdachte op 10 maart 2009 nog gedetineerd was. Het middel faalt, en de Hoge Raad verwerpt het beroep.

Uitspraak

21 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/01532
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2009, nummer 20/002291-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend aangezien de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling aanwezig te zijn.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2009 houdt onder meer het volgende in:
"De verdachte genaamd:
(...)
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, is - hoewel behoorlijk gedagvaard - niet verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam, is - hoewel behoorlijk van de zitting in kennis gesteld - evenmin verschenen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek teneinde de griffier in de gelegenheid te stellen contact op te nemen met het kantoor van de raadsman om te informeren waarom de raadsman niet ter terechtzitting is verschenen.
Na hervatting van het onderzoek geeft de voorzitter het woord aan de griffier. Deze deelt het volgende mede.
Ik heb tijdens de onderbreking telefonisch contact gehad met de secretaresse van de raadsman. Zij deelde mede dat de raadsman niet zal verschijnen, maar wilde dit verder niet toelichten. Ik heb vervolgens mr. Beg tweemaal gebeld op zijn mobiele telefoon, maar kreeg telkens slechts zijn voicemail.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.3. Aan de per fax ingediende schriftuur is gehecht een kopie van de eerste bladzijde van een bevel als bedoeld in art. 21, vijfde lid, van de Overleveringswet, waarin is vermeld dat de verdachte op 9 maart 2009 te 23.45 uur is geleid voor de hulpofficier van justitie [verbalisant 1], inspecteur van politie van de Politie IJsselland, alsmede een kopie van een Melding Piketcentrale, waarop is vermeld:
"Instantie Politie
Naam [verbalisant 1]
Datum & tijd IVS/IBS 09-03-2009 23:45 uur."
Bij de originele schriftuur zijn geen stukken gevoegd.
2.4. Vooropgesteld moet worden dat aan een cassatieklacht over de betekening van dagvaardingen dan wel de toepassing van de regels ter zake van het aanwezigheidsrecht slechts gegevens ten grondslag kunnen worden gelegd die blijken uit de stukken van het geding of die als vaststaand kunnen worden aangenomen op grond van eerst in cassatie overgelegde bescheiden aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet kan worden getwijfeld (vgl. HR 12 maart 2002, LJN AD5163, NJ 2002/317, rov. 3.42).
2.5. De hiervoor genoemde kopieën, die niet volledig zijn, bieden onvoldoende steun voor de stelling waarop het middel steunt, te weten dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak door het Hof uit anderen hoofde was gedetineerd. Zo uit die stukken al kan worden afgeleid dat op 9 maart 2009 de inverzekeringstelling van de verdachte is bevolen, brengt dat niet zonder meer mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de inverzekeringstelling op 10 maart 2009, de dag van de terechtzitting in hoger beroep, voortduurde. Het middel faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 21 december 2010.