ECLI:NL:HR:2010:BN9210
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van de proeftijd in strafzaken en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1948 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Breda, locatie De Boschpoort', had beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en de proeftijd die was vastgesteld op 3 jaren. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, had een middel van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot strafvermindering en verbetering van de strafoplegging met betrekking tot de proeftijd.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de proeftijd had vastgesteld op drie jaren, terwijl volgens de wet de proeftijd niet langer dan twee jaren mocht zijn. Dit werd bevestigd door eerdere jurisprudentie. De Hoge Raad heeft deze misslag hersteld door de proeftijd te bepalen op twee jaren en de gevangenisstraf te verminderen naar 34 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, wat ook heeft geleid tot de vermindering van de straf.
De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van wettelijke termijnen in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de proeftijd, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.