ECLI:NL:HR:2010:BN9293
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Rechtsbijstand en bewijsuitsluiting in strafzaken met betrekking tot politieverhoren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van moord en had tijdens het politieverhoor verklaringen afgelegd zonder voorafgaand contact met een advocaat. De verdediging voerde aan dat dit een schending was van het recht op rechtsbijstand zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat een verklaring die in strijd met artikel 6 EVRM tot stand is gekomen, niet voor het bewijs kan worden gebruikt, zelfs niet als de verdachte later, na raadpleging van een advocaat, een verklaring van dezelfde inhoud heeft afgelegd. Het Hof had het verweer van de verdachte verworpen op de grond dat hij ook na het verkrijgen van rechtsbijstand bekennende verklaringen had afgelegd. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door deze verklaringen tot het bewijs te bezigen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van het hoger beroep.