ECLI:NL:HR:2010:BN9331
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens ontucht en vertoning van schadelijke afbeeldingen aan minderjarigen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De aanvrager, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarige en het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan minderjarigen. Het Gerechtshof had de aanvrager veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad had eerder, op 5 januari 2010, het cassatieberoep van de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard.
De aanvrage tot herziening was gebaseerd op nieuwe getuigenverklaringen die na de uitspraak van het Hof naar voren waren gekomen. De getuige had zijn eerdere belastende verklaringen herroepen, wat de aanvrager hoop gaf op een herziening van de zaak. De Hoge Raad oordeelde echter dat de redenen voor het terugkomen op de belastende verklaringen onvoldoende waren om aan te nemen dat deze onjuist waren. De Hoge Raad stelde dat de aanvrager aannemelijk moest maken dat de nieuwe getuigenverklaringen een ernstig vermoeden wekten dat, indien deze eerder bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de overgelegde bewijsstukken, waaronder een cassettebandje met een interview van de getuige, niet het vereiste ernstige vermoeden opleverden. De aanvrage tot herziening werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.