ECLI:NL:HR:2010:BN9368

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap met instemming van partijen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin het vaderschap van de man, verweerder in cassatie, was vastgesteld. De feiten van de zaak zijn als volgt: de man is de verwekker van het kind, en dit was tussen partijen niet in geschil. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder op 6 januari 2009 een beschikking gegeven in deze kwestie, waarna het hof op 13 januari 2010 een beschikking heeft gegeven die aan de Hoge Raad is voorgelegd.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen en stelt vast dat de man geen verweerschrift heeft ingediend in de cassatieprocedure. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, strekte tot verwerping van het beroep, waarop de advocaat van de vrouw heeft gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtsontwikkeling op het gebied van het familierecht, met name in zaken die betrekking hebben op de vaststelling van vaderschap en de rol van instemming van partijen.

Uitspraak

3 december 2010
Eerste Kamer
10/01541
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak FA RK 08-7696 van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 januari 2009,
b. de beschikking in de zaak 200.028.476.01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 januari 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 8 oktober 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 december 2010.