ECLI:NL:HR:2010:BN9385

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02089 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens het bezit van een vervalst reisdocument

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem. De aanvrager, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens het bezit van een vervalst reisdocument. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. G. Ocak, advocaat te Utrecht, en was gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszitting.

De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. De aanvrager stelde dat uit een ander vonnis van de Rechtbank te Haarlem bleek dat het vervalsen van documenten niet kan worden tegengeworpen in een asielzaak. Dit argument werd echter niet als voldoende feitelijke omstandigheid beschouwd die een herziening rechtvaardigde. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet, omdat de aangevoerde omstandigheden niet wezenlijk nieuw waren en niet konden leiden tot een andere uitkomst in de zaak.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en substantiële nieuwe feiten voor een succesvolle herziening van een veroordeling.

Uitspraak

5 oktober 2010
Strafkamer
nr. 10/02089 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 29 januari 2008, nummer 15/800083-08, ingediend door mr. G. Ocak, advocaat te Utrecht namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde houdt in de kern niet meer in dan dat in de eerste plaats uit een vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 17 september 2008, LJN BF1164, betreffende een strafzaak tegen iemand anders dan de aanvrager, volgt dat 'het vervalsen van documenten niet kan worden tegengeworpen in een asielzaak' en dat in de tweede plaats herziening van het veroordelend vonnis van de Politierechter zeer wenselijk is, nu deze veroordeling het door de aanvrager verkrijgen van een verblijfsvergunning sterk bemoeilijkt.
3.4. Aldus behelst het in de aanvrage gestelde niet een beroep op een feitelijke omstandigheid als hiervoor onder 3.1 bedoeld. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 oktober 2010.