ECLI:NL:HR:2010:BO0186

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02324
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrecht; Exequaturverzoek en weigeringsgrond van het EEX-Verdrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een exequaturverzoek. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Th.J. van der Klei, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 27 januari 2009 en betrof de weigering van het hof om het exequaturverzoek van de verzoeker te honoreren op basis van artikel 27, aanhef en onder 2, van het EEX-Verdrag. De verweerder in cassatie, DEUTSCHE PARACELSUS SCHULEN FÜR NATURHEILVERFAHREN GMBH, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. van Gelderen, heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de verplichtingen van het hof besproken met betrekking tot het ambtshalve onderzoek naar de betekening van stukken aan de verzoeker. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet verplicht was om nader bewijs te verlangen van feiten die als vaststaand konden worden aangenomen, omdat deze niet bestreden waren. De klachten van de verzoeker konden niet leiden tot cassatie, en de Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda gevolgd, die strekte tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann, en de partijen zijn aangeduid als verzoeker en DPS.

Uitspraak

10 december 2010
Eerste Kamer
09/02324
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
DEUTSCHE PARACELSUS SCHULEN FÜR NATURHEILVERFAHREN GMBH,
gevestigd te München, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en DPS.
1. Het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. zijn arrest tussen partijen in de zaak C03/071HR, LJN AO9495, NJ 2004/621, van 9 juli 2004,
b. het arrest in de zaak 106.003.854 (rolnummer 1987/05) van het gerechtshof te Amsterdam van 27 januari 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
DPS heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Naar aanleiding van de klacht van het middel onder 27 verdient het volgende opmerking. Weliswaar was het hof gehouden tot ambtshalve onderzoek naar de vraag of het stuk dat het geding inleidt niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan [verzoeker] is betekend, als bedoeld in art. 27, aanhef en onder 2, EEX. Echter, deze verplichting bracht niet mee dat in de onderhavige, op de voet van art. 36 EEX gevoerde verzetprocedure waarin beide partijen zijn verschenen, het hof zijn beslissing niet zou hebben mogen baseren op feiten of omstandigheden die naar zijn oordeel als vaststaand konden worden aangenomen omdat zij niet bestreden waren. Het hof was immers volgens de slotzin van art. 149 lid 1 Rv., waarop de klacht zich beroept, met betrekking tot de onderhavige vraag die, zoals de klacht terecht tot uitgangspunt neemt, betrekking heeft op rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van partijen staan, wel bevoegd maar niet verplicht van dergelijke feiten nader bewijs te verlangen. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het daartoe geen aanleiding gevonden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van DPS begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 december 2010.