ECLI:NL:HR:2010:BO1265
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de strafoplegging in een cassatieprocedure wegens onjuiste strafmotivering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een gevangenisstraf van twee maanden voor een poging tot inbraak. Het Hof had in zijn strafmotivering ten onrechte deze eerdere veroordeling betrokken, terwijl de bewijsmiddelen aantoonden dat de in de bewezenverklaring genoemde sieraden op 12 januari 2007, en dus vóór de veroordeling van 29 maart 2007, in de woning van de verdachte in beslag waren genomen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de strafmotivering niet op juiste wijze had onderbouwd, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de strafoplegging. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand bleven. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en terugverwijzing naar het Hof, wat de Hoge Raad heeft gevolgd. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de lagere rechters, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden betrokken bij de beoordeling van de straf.