ECLI:NL:HR:2010:BO1265

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04834
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging in een cassatieprocedure wegens onjuiste strafmotivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een gevangenisstraf van twee maanden voor een poging tot inbraak. Het Hof had in zijn strafmotivering ten onrechte deze eerdere veroordeling betrokken, terwijl de bewijsmiddelen aantoonden dat de in de bewezenverklaring genoemde sieraden op 12 januari 2007, en dus vóór de veroordeling van 29 maart 2007, in de woning van de verdachte in beslag waren genomen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de strafmotivering niet op juiste wijze had onderbouwd, wat leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van de strafoplegging. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand bleven. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en terugverwijzing naar het Hof, wat de Hoge Raad heeft gevolgd. De zaak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de lagere rechters, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden betrokken bij de beoordeling van de straf.

Uitspraak

21 december 2010
Strafkamer
Nr. 08/04834
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 november 2008, nummer 22/006817-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging, en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de strafmotivering ten onrechte heeft betrokken dat de verdachte op 29 maart 2007 wegens een poging tot inbraak is veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 2 december 2006 tot en met 24 april 2007 te Ter Aar een hoeveelheid sieraden voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze sieraden wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
3.3. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een aantal waardevolle sieraden voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze sieraden door misdrijf verkregen waren. Al doende heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling. Door heling wordt een afzetmogelijkheid gecreëerd voor gestolen goederen, hetgeen het plegen van diefstallen bevordert en financiële schade met zich brengt. Voor het aan de bestolene berokkende leed heeft de verdachte ter terechtzitting van het hof alles behalve begrip getoond.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 september 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, onder meer tot gevangenisstraffen van 7 maanden wegens inbraken, van 2 maanden voor een poging tot inbraak, van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk, merendeels voor inbraken en van 4 jaren voor een overval en wapenbezit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - met de rechtbank van oordeel dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt."
3.3. Het door het Hof genoemde Uittreksel Justitiële Documentatie houdt onder meer in dat de verdachte bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle van 29 maart 2007 wegens poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Met zijn overweging dat "de verdachte eerder (is) veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, tot gevangenisstraf(...) van 2 maanden voor een poging tot inbraak" heeft het Hof klaarblijkelijk het oog op deze veroordeling. De motivering van de straf, voor zover inhoudende dat (onder meer) deze veroordeling de verdachte "er kennelijk niet van (heeft) weerhouden het onderhavige feit te plegen" is onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen inhouden dat de in de bewezenverklaring genoemde sieraden op 12 januari 2007 en dus vóór die veroordeling, in de woning van de verdachte in beslag zijn genomen.
3.4. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 december 2010.