ECLI:NL:HR:2010:BO1805
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verplichtingen tot beloning van bestuurders in vennootschapsrecht
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of een verplichting tot het toekennen van een beloning aan bestuurders van een vennootschap uitsluitend kan voortvloeien uit de redelijkheid en billijkheid die de vennootschapsverhoudingen beheersen. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen twee eisers, wonende te [woonplaats], en een verweerster, gevestigd te [vestigingsplaats]. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 december 2008 is gewezen. Dit arrest is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2006, en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft in zijn conclusie tot verwerping van het principale cassatieberoep geadviseerd, onder verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 1.866,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.