ECLI:NL:HR:2010:BO1805

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen tot beloning van bestuurders in vennootschapsrecht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of een verplichting tot het toekennen van een beloning aan bestuurders van een vennootschap uitsluitend kan voortvloeien uit de redelijkheid en billijkheid die de vennootschapsverhoudingen beheersen. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen twee eisers, wonende te [woonplaats], en een verweerster, gevestigd te [vestigingsplaats]. De eisers hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 9 december 2008 is gewezen. Dit arrest is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2006, en concludeert dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft in zijn conclusie tot verwerping van het principale cassatieberoep geadviseerd, onder verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 1.866,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

17 december 2010
Eerste Kamer
09/01316
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 56807/HA ZA 99-815 van de rechtbank Haarlem van 3 mei 2006;
b. het arrest in de zaak 06.005.566/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 9 december 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.866,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 december 2010.