ECLI:NL:HR:2010:BO1819

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01631
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van aandelen en overgangsrecht in het civiele recht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een geschil over de verkrijgende verjaring van aandelen en de vraag naar het overgangsrecht in verband met artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is ontstaan uit eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P. Garretsen, heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat op 18 november 2008 is gewezen. De verweerster, vertegenwoordigd door mr. K.G.W. van Oven en mr. P.M. Smid, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid of verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een bedrag van € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

10 december 2010
Eerste Kamer
09/01631
DV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 288012/H 04.1315 van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2004 en 16 maart 2005;
b. het arrest in de zaak 106.003.137/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 18 november 2008.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid dan wel verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. P.M. Smid, advocaat te Utrecht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 december 2010.