2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"De getuige [verdachte] verscheen op verzoek van mij, verbalisant [verbalisant 1]. Ik, [verbalisant 1], nam de verklaring van getuige [verdachte] op in aanwezigheid van [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar. Ik, [verbalisant 1], hoorde de getuige [verdachte] het navolgende verklaren, op de vragen die ik hem stelde:
V: Was jij bij de eerste overval op 7 maart jl. aanwezig?
A: Ik kwam toen pas vijf minuten na de overval binnen.
V: Zijn er na afloop van de overval op 14 maart jl. nog vervelende zaken gebeurd?
A: Ja. Na afloop van de overval hebben wij als team van de Jumbo besproken dat we verder niet over de overval zouden praten. Op school werd ik echter door een aantal kinderen aangesproken. Die kinderen wonen bij mij in de buurt. Deze kinderen heten [betrokkene 3] en [betrokkene 4] (fon.). Hoe de kinderen van deze overval wisten weet ik niet. Ik heb zelf niets over de overval verteld. Bovendien vroegen ze mij dit direct de volgende ochtend na de overval.
V: We hebben het idee dat jij weet wie de overvallers zijn. Wat kun je daar over vertellen?
A: Ik weet inderdaad wie de daders zijn. Ze wonen vlak bij mij. Ik woon in dezelfde flat als mijn collega [betrokkene 5]. Een van de jongens die volgens mij de overval heeft gepleegd woont tussen mij en [betrokkene 5] in. Ook zit die jongen bij mij op school.
V: Hoe herkende je de overvallers?
A: Ik herkende de jongen met het mes en de jongen met het vuurwapen. Ik herkende de jongen met het mes al ten tijde van de overval. De jongen met het pistool herkende ik na het zien van de camerabeelden. Ik heb de jongen met het mes herkend aan zijn kleding, want dat was dezelfde kleding als hij die dag op school aan had gehad. Ook herkende ik zijn stem en postuur. Ik heb namelijk twee jaar met deze jongen in dezelfde klas gezeten. Bovendien woont deze jongen in dezelfde flat als waarin ik woon. Deze jongen heet [betrokkene 1].
V: Waaraan herkende je de jongen met het wapen?
A: Deze jongen herkende ik aan zijn postuur, maar ook aan zijn loopje. Ik herkende hem door de camerabeelden. Zijn loopje is zodanig dat het net lijkt of hij zweeft, Deze jongen was de jongen die na de eerste overval op 7 maart jl. op een balkon stond die uitkijk heeft op de Jumbo. Deze jongen heet [betrokkene 2]. Hierover heb ik ook in een eerder door mij afgelegde verklaring verklaard.
V: Waarom heb je niet eerder de namen van de overvallers genoemd?
A: Ik weet nu dat er twee jongens zijn opgepakt door de politie. Dat heb ik gehoord van de bedrijfsleider van de Jumbo. Daarom durf ik nu hun namen te noemen.
V: Heb je zelf verder nog aanvullingen?
A: Nee, ik heb alles verteld wat ik weet.
V: Wat gebeurt er als de jongens te weten komen dat jij hun namen hebt genoemd?
A: [Betrokkene 1] is geen vriend van mij. Hij maakt graag ruzie. Ik zou niet graag ruzie met hem hebben. Hij heeft al eens eerder een mes gepakt om mij te bedreigen. Dat was op school. Toen is dat goed afgelopen. Ik wil niet dat mijn naam bekend wordt. Ik zou graag willen dat mijn naam wordt afgeschermd. Indien dat niet kan, dan zou ik graag deze verklaring willen intrekken. Ik voel me namelijk erg onveilig.
Ik wens mijn verklaring niet te ondertekenen, omdat ik bang ben dat deze dan geldig is en gebruikt zal worden. Ik wil niet dat de overvallers, waar ik een naam van heb genoemd weten dat ik over hen heb verklaard."