ECLI:NL:HR:2010:BO3523

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01927
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zakenrecht en mandeligheid muur: prevalentie van afspraak over meebetalen versus wettelijke bijdrageplicht

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om de vraag of een vooraf gemaakte afspraak over het meebetalen aan de kosten van herstel van een mandelige muur prevaleert boven de wettelijke verplichting om bij te dragen, zoals neergelegd in artikel 5:65 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen de eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], en de verweerster, de enig erfgenaam van [betrokkene 1]. De eisers hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 3 februari 2009 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, die aan deze zaak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, gehoord, die tot verwerping van het principaal cassatieberoep adviseerde. De eisers hebben gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep van de verweerster niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 1.236,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010 door de vice-president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
09/01927
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. K.G.W. van Oven,
t e g e n
[Verweerster],
enig erfgenaam van [betrokkene 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 343756/HA ZA 06-2068 van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2006 en 7 november 2007,
b. het arrest in de zaak 200.001.147/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door mr. F.E. Vermeulen, advocaat te Amsterdam. Voor Amersfoort-de Beer is de zaak toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
Mr. Vermeulen heeft namens [eiser] c.s. bij brief van 19 november 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.236,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.