ECLI:NL:HR:2010:BO3583

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00002
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het gerechtshof te Amsterdam inzake kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de omvang van de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A. Duk, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 15 september 2009. Dit arrest was door de eiser als onjuist ervaren, omdat het hof bij de vaststelling van de schadevergoeding ten onrechte was uitgegaan van de kantonrechtersformule, ook wel bekend als de XYZ-formule. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten, waaronder die van 27 november 2009 en 12 februari 2010, al aangegeven dat deze formule niet altijd correct toegepast dient te worden.

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en het geding terugverwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Tevens heeft de Hoge Raad de kosten van het geding in cassatie aan beide partijen opgelegd, waarbij de kosten voor de eiser zijn begroot op € 6.341,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en voor de verweerder op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste toepassing van de schadevergoedingsformules in ontslagzaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van een correcte rechtsopvatting.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de kantonrechtersformule en de toepassing daarvan in ontslagzaken verduidelijkt. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die gevolgen kan hebben voor toekomstige zaken waarin de hoogte van schadevergoedingen ter discussie staat.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
10/00002
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
1. BOUWMARKT BEVERWIJK B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
2. BOUWMARKT HAARLEM B.V.,
gevestigd te Haarlem,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en (in enkelvoud) Bouwmarkt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 142040/HA ZA 08-8 van de rechtbank Haarlem van 2 juli 2008;
b. het arrest in de zaak 200.015.155/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 september 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Bouwmarkt heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot referte.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt in zowel het principale als in het incidentele beroep tot vernietiging van het bestreden arrest.
3. Beoordeling van het middel in het principale en in het incidentele beroep
3.1 Het gaat in deze zaak om de omvang van de aan [eiser] toekomende schadevergoeding wegens het door Bouwmarkt aan hem gegeven ontslag, dat naar het - in cassatie niet bestreden - oordeel van het hof kennelijk onredelijk is.
3.2 Zoals volgt uit hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arresten van 27 november 2009, nr. 09/00978, LJN BJ6506, NJ 2010/493, en 12 februari 2010, nr. 09/03517, LJN BK4472, NJ 2010/494, geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting waar het bij de vaststelling van de hoogte van de aan [eiser] toe te kennen schadevergoeding is uitgegaan van de zogeheten kantonrechtersformule met een correctiefactor van 0,5 (XYZ-formule).
3.3 De daarop gerichte klachten van de middelen slagen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep en in het incidentele beroep:vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 15 september 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
in het principale beroep voorts:
veroordeelt Bouwmarkt in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 6.341,16 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;
in het incidentele beroep voorts:
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bouwmarkt begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.