ECLI:NL:HR:2010:BO4137

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02083 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een beslissing van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2010 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een beslissing van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo, gedateerd 8 augustus 2005. De aanvrager, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], had verzocht om herziening van een eerdere veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, opgelegd door de Politierechter in een vonnis van 19 april 2004 wegens mishandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk was, omdat de beslissing van de Politierechter van 8 augustus 2005 niet als een einduitspraak in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden aangemerkt. Dit betekent dat de aanvrage niet ontvankelijk was voor zover deze gericht was tegen deze beslissing.

Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de aanvrage, voor zover deze ook gericht was tegen het vonnis van de Politierechter van 19 april 2004, niet voldeed aan de vereisten voor herziening. De Hoge Raad stelde vast dat de in de aanvrage gestelde omstandigheden niet konden worden aangemerkt als omstandigheden die, indien zij eerder bekend waren geweest, tot een andere uitkomst van de zaak zouden hebben geleid. Hierdoor kon de aanvrage ook in dit opzicht niet worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening dan ook afgewezen en verklaarde deze niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

16 november 2010
Strafkamer
Nr. 10/02083 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een beslissing van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 8 augustus 2005, nummer 08/006334-02, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende te [woonplaats].
1. De beslissing waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 19 april 2004 ter zake van "mishandeling" opgelegde gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met een in dat vonnis nader omschreven bijzondere voorwaarde.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. De beslissing van de Politierechter van 8 augustus 2005 betreft een beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie als bedoeld in art. 14g Sr en is daarom niet een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve voor zover tegen deze beslissing gericht, niet worden ontvangen.
3.2. Voor zover de aanvrage geacht moet worden mede gericht te zijn tegen voormeld vonnis van de Politierechter van 19 april 2004 geldt het volgende.
3.3. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder
2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.4. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.3 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, ook in zoverre niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.