ECLI:NL:HR:2010:BO4721

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00960 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van veroordeling door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2010 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Roermond. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. F.G.J.W.C. Gielen, had verzocht om herziening van de veroordeling die was uitgesproken op 5 november 2009. De veroordeling betrof 'opzettelijk handelen/nalaten in strijd met een maatregel als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de economische delicten', waarvoor de aanvrager was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van € 6.000,-. De aanvrager stelde dat de Economische Politierechter niet op de hoogte was van het feit dat hij op de pleegdatum van de overtreding, 14 november 2008, geen eigenaar meer was van het perceel waarop de herplantingsplicht rustte.

De Hoge Raad oordeelde dat de gestelde omstandigheid niet nieuw was voor de rechter die de veroordeling had uitgesproken. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was, omdat de rechter bekend was met de relevante feiten en omstandigheden. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de aanvraag tot herziening wordt afgewezen, en dat de eerdere veroordeling in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

23 november 2010
Strafkamer
nr. 10/00960 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Roermond van 5 november 2009, nummer 04/994569-09, ingediend door mr. F.G.J.W.C. Gielen, advocaat te Roermond, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Economische Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen/nalaten in strijd met een maatregel als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de economische delicten" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 6.000,-, subsidiair 65 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Als grond voor herziening wordt aangevoerd dat de Economische Politierechter destijds niet ermee bekend was dat de aanvrager op de pleegdatum, 14 november 2008, geen eigenaar meer was van het perceel waarop de in de bewezenverklaring bedoelde herplantingsplicht lag, wegens het verzaken waarvan de aanvrager bij het vonnis waarvan de herziening wordt gevraagd, is veroordeeld.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder
2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Tot de stukken behoort het proces-verbaal van de terechtzitting van de Economische Politierechter van 5 november 2009. Blijkens dat proces-verbaal heeft de Economische Politierechter aldaar de korte inhoud medegedeeld van het proces-verbaal van 8 januari 2009 van de buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dat proces-verbaal houdt in als tot bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik heb omstreeks augustus 2008 namens het Waterschap Peel en Maasvallei een perceel grond aangekocht van [aanvrager] uit [plaats]. Dit perceel staat kadastraal bekend als [plaats], sectie [A], nummer [001]. [Aanvrager] deelde mij bij de overdacht mede, dat op dit perceel geen verplichtingen lagen. In de notariële akte staat hierover ook niets vermeld. Nadat ik via de Provincie Limburg had vernomen, dat op dit perceel een herplantingsplicht lag, heb ik contact opgenomen met [aanvrager]. Deze deelde mij mee dat de Provincie Limburg ook bij hem was geweest en niet moest liggen te zeiken. Tevens vertelde hij mij: "ik duw hier en daar wel een boompje in de grond"."
3.3. Van de in de aanvrage gestelde omstandigheid kan dus niet worden gezegd dat deze de rechter die de veroordeling heeft uitgesproken niet bekend was. Daaruit vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 23 november 2010.