ECLI:NL:HR:2010:BO4933

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00177
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging huurovereenkomsten en huurbescherming in tijdelijke huursituaties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van huurovereenkomsten voor zowel woonruimte als bedrijfsruimte. Eiser 1 en eiseres 2, beiden wonende te Amsterdam, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De Gemeente Amsterdam, als verweerder in cassatie, heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en eerdere vonnissen in de zaak in overweging genomen, waaronder vonnissen van de kantonrechter en een arrest van het hof. De kern van de zaak betreft de vraag of het beroep op huurbescherming met betrekking tot de gehuurde woonruimte naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Tevens werd de vraag behandeld of de uitgifte in erfpacht kan worden aangemerkt als 'duurzaam gebruik' in de zin van artikel 7:296 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft het principale cassatieberoep verworpen en een nieuwe beëindigings- en ontruimingsdatum vastgesteld, namelijk 31 januari 2011. Eiser 1 en eiseres 2 zijn veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

24 december 2010
Eerste Kamer
10/00177
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
de GEMEENTE AMSTERDAM (Stadsdeel Centrum),
zetelende te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. Brandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser 1], [eiseres 2] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak CV 07-2754 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2007, 9 oktober 2007 en 22 januari 2008;
b. het arrest in de zaak 200.004.277/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 11 augustus 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser 1] en [eiseres 2] beroep in cassatie ingesteld. De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep en afdoening als in alinea 48 van de conclusie aangegeven.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
3.1 De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3.3 Nu de datum waarop het hof het einde van de huurovereenkomsten had bepaald is verstreken, zal de Hoge Raad een nieuwe datum vaststellen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
bepaalt dat de huurovereenkomsten tussen [eiser 1] en de Gemeente betreffende de bedrijfsruimte aan de [a-straat 1] begane grond te Amsterdam en tussen [eiser 1] en [eiseres 2] enerzijds en de Gemeente anderzijds betreffende de woonruimte aan de [a-straat 1] eerste en tweede verdieping te Amsterdam zullen eindigen op 31 januari 2011 en dat [eiser 1] en [eiseres 2] uiterlijk op die datum zowel de bedrijfsruimte als de woonruimte dienen te ontruimen;
veroordeelt [eiser 1] en [eiseres 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.