ECLI:NL:HR:2010:BO6787

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00496
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot bewijslast en proceskosten

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen die aan X B.V. is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de boete na bezwaar. De Rechtbank te Arnhem verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur, waarbij de naheffingsaanslag en de boete werden verminderd. Zowel de belanghebbende als de Inspecteur gingen in hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem, dat de uitspraak van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigde en de boete verminderde, maar de naheffingsaanslag bevestigde. Hierop volgde cassatie door zowel de belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën.

De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie van de belanghebbende ongegrond was, maar het beroep van de Staatssecretaris gegrond. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de boete en het griffierecht, en verklaarde het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond voor zover het betrekking had op de naheffingsaanslag. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast omgekeerd diende te worden en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist was. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.

Uitspraak

Nr. 10/00496
10 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 22 december 2009, nrs. 06/00410 en 06/00412, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete.
Na daartegen gemaakt bezwaar, zijn bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 05/1018) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, en de naheffingsaanslag en de boete verminderd.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boete, het beroep van belanghebbende met betrekking tot de boete gegrond verklaard en de boete verminderd, en de uitspraak voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel
4.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de bewijslast dient te worden omgekeerd, dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist is en dat de Inspecteur het belastbare loon op een redelijke schatting heeft doen steunen.
4.2. Het Hof heeft het oordeel van de Rechtbank dat de op de naheffingsaanslag betrekking hebbende uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd en dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd, bevestigd. Het middel is tegen deze beslissing gericht.
4.3. Het middel slaagt. Gelet op hetgeen het Hof met betrekking tot de naheffingsaanslag heeft geoordeeld, zoals hiervoor in 4.1 is weergegeven, had het Hof het oordeel van de Rechtbank met betrekking tot de naheffingsaanslag moeten vernietigen en het bij de Rechtbank ingestelde beroep in zoverre ongegrond moeten verklaren.
4.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond,
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond, en
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de boete en het griffierecht, en verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond voor zover dat betrekking heeft op de naheffingsaanslag.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.