ECLI:NL:HR:2011:BN6293
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en gerechtvaardigd vertrouwen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een stichting particulier fonds, tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda. De Rechtbank had op 10 maart 2009 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd aan belanghebbende, die in 2005 een fictieve onroerende zaak had verkregen. Naast de naheffingsaanslag was er ook een boete opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur had de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd, maar de Rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor de naheffingsaanslag en de heffingsrente, en vernietigde de uitspraken van de Inspecteur in dat opzicht.
Belanghebbende stelde beroep in cassatie in, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De Advocaat-Generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de vraag of de verkrijging van de certificaten van aandelen in de besloten vennootschap A BV vrijgesteld moest worden van overdrachtsbelasting ontkennend had beantwoord. Het geschil in cassatie betrof de vraag of belanghebbende een beroep kon doen op de Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën, waarin beleid werd uiteengezet over de toepassing van de hardheidsclausule.
De Hoge Raad oordeelde dat de Resolutie niet als beleid kon worden opgevat dat ook voor belanghebbende gold, omdat de specifieke gevallen die in de Resolutie werden genoemd niet overeenkwamen met de situatie van belanghebbende. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard, en de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 februari 2011.