ECLI:NL:HR:2011:BO6118

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01279
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens verzuim toepassing art. 27 Sr

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1980, was ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse. De Advocaat-Generaal Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor zover de opgelegde straf niet in mindering was gebracht de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had nagelaten artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht in acht te nemen, dat bepaalt dat de tijd die een verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering moet worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte was op 16 januari 2004 in verzekering gesteld en op 17 januari 2004 weer heengezonden. Het Hof had bij het opleggen van de gevangenisstraf van vier weken geen bevel gegeven tot deze aftrek, wat in strijd is met de wet.

De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van artikel 27 Sr. De Hoge Raad beval dat de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Voor het overige werd het beroep verworpen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, en uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

15 februari 2011
Strafkamer
nr. 09/01279
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 16 februari 2009, nummer 21/003229-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover op de opgelegde straf niet in mindering is gebracht de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, tot toepassing van die aftrek door de Hoge Raad en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan art. 27 Sr, nu het Hof bij het opleggen van de gevangenisstraf niet heeft bevolen dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.
3.2. De stukken van het geding houden in dat de verdachte voor de onderhavige strafzaak op 16 januari 2004 om 15.45 uur in verzekering is gesteld en op 17 januari 2004 om 14.15 uur is heengezonden. Het Hof heeft evenwel nagelaten het in
art. 27, eerste lid, Sr bepaalde in acht te nemen, voor zover het deze inverzekeringstelling betreft. Het middel is dus terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, doen wat het Hof had behoren te doen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarbij is verzuimd toepassing te geven aan art. 27 Sr;
beveelt dat op de opgelegde gevangenisstraf van vier weken, in mindering zal worden gebracht de tijd welke de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak in verzekering heeft doorgebracht;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 februari 2011.