2.2.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de raadsman van de veroordeelde van 26 maart 2008 aan de Officier van Justitie. Deze brief houdt het volgende verzoek in:
"Hierbij verzoek ik u in opgemelde zaak de navolgende getuigen op te (doen) roepen:
1) De minister van Justitie
Toelichting
De verdediging wenst vragen te stellen over de uitleveringsprocedure, het daaraan ten grondslag liggende beleid en de daaraan ten grondslag liggende correspondentie met de autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika.
In het bijzonder wenst de verdediging de Minister vragen te stellen over de verstrekking van informatie over [veroordeelde] en de in Nederland tegen hem toen aanhangige strafzaak, welke informatie na uitlevering van [veroordeelde] werd verstrekt, en de inhoud van de faxbrief van de Minister van Justitie d.d. 24 oktober 2005 aan de Amerikaanse autoriteiten.
Deze brief is door de Amerikaanse autoriteiten kennelijk terzijde geschoven en genegeerd. De verdediging wenst de Minister vragen te stellen over het vertrouwensbeginsel en de rechtsbescherming van onderdanen tegen schendingen van fundamentele rechten als voortvloeiend uit het negeren van voornoemde brief van 24 oktober 2005.
Nu de Hoge Raad der Nederlanden in het arrest van 6 november jl. (wederom) heeft geoordeeld dat het de Rechtbank niet vrijstaat te treden in de beoordeling van de vraag of bij die veroordeling - in geval daaraan een uitleveringsprocedure is voorafgegaan - het specialiteitsbeginsel in acht is genomen, wenst de verdediging de Minister die vraag te stellen.
2) Mr. H.A.T.G. Koning, Ministerie van Justitie, Hoofd van de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken
De heer Koning heeft de correspondentie met de Amerikaanse autoriteiten in de onderhavige zaak gevoerd. De verdediging wenst de heer Koning onder meer te bevragen over die contacten en afspraken met de Amerikaanse autoriteiten. In het bijzonder wenst de verdediging vragen te stellen over de correspondentie die ziet op de kennelijk verleende rechtshulp met betrekking tot de in Nederland toen aanhangige strafzaak.
3) Mr. F. Dekkers, Officier van Justitie te Amsterdam Mr. Dekkers heeft besprekingen gevoerd met de Amerikaanse Officier van Justitie en hem een digitaal afschrift verstrekt van het dossier betreffende de in Nederland toen aanhangige strafzaak. De verdediging wenst Mr. Dekkers te bevragen over de grondslag en het oogmerk van die contacten en het verstrekken van dat dossier aan de Amerikaanse autoriteiten.
4) T. Berkhout, Consul for Consular Affairs, Ministerie van Buitenlandse Zaken, New York, Verenigde Staten van Amerika
De heer Berkhout heeft tijdens de detentie van [veroordeelde] in de Verenigde Staten van Amerika contacten met hem en zijn familie onderhouden. De heer Berkhout heeft [veroordeelde] in twee verschillende gevangenissen bezocht en hem advies gegeven over de procedure. De verdediging wenst de heer Berkhout vragen te stellen over de detentieomstandigheden en de aard en inhoud van de contacten met [veroordeelde] en zijn familie.
Zoals uit voorgaande motivering moge blijken, strekt het verzochte verhoor van deze getuigen niet tot betwisting van de feiten als bedoeld in artikel 28 lid 3 van de WOTS."