ECLI:NL:HR:2011:BP0003
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verlof tot tenuitvoerlegging van een niet gemotiveerde buitenlandse uitspraak in het kader van de EEX-Verordening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van een niet gemotiveerde uitspraak van een Duitse rechter. De zaak betreft een verzoek van [verzoeker] tot verlof tot tenuitvoerlegging van een 'Urteil' van het Landgericht Berlin, dat op 27 augustus 2008 was gewezen. De rechtbank Rotterdam had eerder het verlof tot tenuitvoerlegging ingetrokken, omdat zij van mening was dat het ontbreken van een motivering in strijd was met de openbare orde in Nederland, zoals bedoeld in artikel 34 EEX-Verordening.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de beslissing van de Duitse rechter op grond van de EEX-Verordening in aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging, tenzij er sprake is van een van de weigeringsgronden. De Hoge Raad benadrukte dat de openbare orde-clausule restrictief moet worden uitgelegd en alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden ingeroepen. Het ontbreken van een motivering kan niet automatisch worden aangemerkt als strijdig met het recht op een eerlijk proces, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank Rotterdam een onjuiste rechtsopvatting had en dat de vordering van [verzoeker] tot medewerking aan de verdeling van gezamenlijk onroerend goed niet kan worden aangemerkt als een vordering die betrekking heeft op een zakelijk recht. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van [verweerder] c.s. af, waarbij de kosten van de procedure aan [verweerder] c.s. werden opgelegd.