ECLI:NL:HR:2011:BP0060
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht en ongeloofwaardige getuigenverklaringen in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig in [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor het verhullen van de werkelijke aard en herkomst van voorwerpen, en het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen die afkomstig waren uit misdrijf. Het Hof had de getuigenverklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] als volstrekt ongeloofwaardig aangemerkt, maar deze verklaringen werden door het Hof toch tot bewijs gebezigd. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de ongeloofwaardige verklaringen tot bewijs had gebruikt. Volgens de Hoge Raad kan een getuigenverklaring alleen tot bewijs worden gebezigd als deze betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid is afgelegd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in het strafrecht en bevestigt dat het wettelijk bewijsstelsel vereist dat verklaringen die als ongeloofwaardig worden aangemerkt, niet tot bewijs kunnen dienen. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de veroordeling in stand blijven.