ECLI:NL:HR:2011:BP0092

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02748 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden bij stropen van beschermde diersoorten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het stropen van beschermde diersoorten, waaronder hazen en konijnen, in georganiseerd verband. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden rechtvaardigde. De verdachte voerde aan dat stropen geen misdrijf is dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, maar de Hoge Raad verwierp deze stelling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte niet alleen werd verdacht van overtreding van de Flora- en faunawet, maar dat dit ook in georganiseerd verband gebeurde. Dit laatste was van belang voor de beoordeling van de ernst van de inbreuk op de rechtsorde. De Hoge Raad concludeerde dat de bijzondere opsporingsbevoegdheden terecht waren toegepast en verwierp het beroep van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van inheemse diersoorten en de noodzaak van effectieve opsporing van misdrijven die deze soorten bedreigen.

Uitspraak

22 maart 2011
Strafkamer
nr. 09/02748 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 7 juli 2009, nummer 20/001575-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over 's Hofs verwerping van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 6 december 2007, in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een of meer haas/hazen en/of konijn(en), heeft gevangen en/of gedood, althans met het oog daarop opgespoord.
2. hij in de periode van 30 november 2007 tot en met 6 december 2007, te Helmond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een dier behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een haas of een konijn en producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten dode hazen onder zich heeft gehad.
3. hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 6 december 2007 te Helmond, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen, bestaande uit hem, verdachte en [betrokkene 9] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk doden, verwonden, vangen en/of bemachtigen, althans met het oog daarop opsporen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 9 van de Flora- en faunawet) en
- het opzettelijk onder zich hebben van dieren en/of producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort (artikel 13 van de Flora- en faunawet)."
2.3.1. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
(...)
B1 Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Daartoe is aangevoerd dat de door de officier van justitie afgegeven bevelen tot het uitoefenen van bijzondere opsporingsbevoegdheden niet hadden behoren te worden afgegeven. Niet aannemelijk is dat de verdenking van overtreding van de onderhavige feiten naar hun aard of samenhang een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. In dit verband heeft de raadsvrouwe gewezen op een - in de ogen van de verdediging - soortgelijk arrest (inzake artikel 13 Flora- en faunawet) van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 17 juni 2009, LJN BI8567. Door de bevelen af te geven en daaraan gevolg te geven hebben zich zeer ernstige onherstelbare vormverzuimen voorgedaan.
B2 Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het hof stelt vast dat uit het zogeheten "BOB-dossier" blijkt dat in de strafzaak tegen verdachte door de officier van justitie op een aantal tijdstippen bevelen tot de inzet van dwangmiddelen, o.a. bevelen observatie en bevelen opnemen telecommunicatie, zijn afgegeven.
B3 Binnen de bewezen verklaarde periode dateert het eerste bevel in de strafzaak tegen verdachte van 12 november 2007 (bevel stelselmatige observatie). Het proces-verbaal aanvraag van dit bevel ex artikel 126g Sv d.d. 25 oktober 2007 bevat -onder meer- de navolgende informatie:
Feiten
Nadat de drie hoofdverdachten uit het onderzoek Bambi II, agressieve wildstroperij ([betrokkene 9] (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 9]), [betrokkene 5] en [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte)) waren veroordeeld en het vonnis onherroepelijk was geworden (het hof begrijpt uit het justitiële documentatieregister betreffende verdachte: het vonnis van de economische kamer van de Rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 27 april 2005) kwam er vanaf 19 maart 2005 informatie binnen dat deze groep in georganiseerd verband weer actief was met wildstroperij in de politieregio Brabant-Zuid-Oost en Limburg-Noord. Zij maakten daarbij, zoals ook bij eerder onderzoek werd vastgesteld, met name gebruik van personenauto's van het merk Volkswagen, type Golf, lange honden en mogelijk vuurwapens.
Inmiddels is het bekend geworden dat een groep stropers, bestaande uit verschillende personen, in wisselende samenstelling tijdens nachtelijke uren met lange honden het veld in gaat. De navolgende personen maken iedere keer deel uit van deze groep:
1. [Betrokkene 9], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
2. [Verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats], [c-straat 1].
Uit voorgaande onderzoeken en observatie is gebleken dat de groep zich voor vertrek hoofdzakelijk verzameld op het adres [a-straat 1] te [woonplaats] en wel in de garage gelegen bij deze woning.
(...)
Op 23 mei 2006 omstreeks 00.07 uur werd gezien dat een auto aan komt op het adres [a-straat 1] te [woonplaats]. Uit de auto zag men een man en een lange hond komen.
(...)
Op 3 juni 2006 omstreeks 21.50 uur zag een verbalisant van politie verdachte [verdachte] in zijn personenauto rijden met daarin een lange hond. De auto werd gesignaleerd in het buitengebied.
(...)
Op 20 juni 2006 te 00.05 uur werd door de politie gezien dat het voertuig, in gebruik bij verdachte [verdachte], zijnde een Volkswagen Golf, kenteken [KK-00-LL], stopte bij de woning van verdachte [betrokkene 9] en dat drie personen uit dit voertuig stapten. Deze mannen gingen het gebouw binnen, dat stond bij de woning van verdachte [betrokkene 9] en was voorzien van een garagedeur. Te 00.16 uur werd gezien dat een van de mannen, uit het gebouw, naar de hondenren liep en gehoord werd dat gerammeld werd met het metalen hekwerk. Te 00.19 uur reed een Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [MM-00-NN] weg uit vermeld gebouwtje. In de auto waren vier mannen gezeten (blijkens navraag is gebleken dat het kenteken [MM-00-NN] is afgegeven voor een groene Ford Fiësta).
Te 02.30 uur kwam dit voertuig weer terug op het woonwagenkamp en reed eerder genoemd gebouw bij de woning [a-straat 1] binnen, nadat de garagedeur geopend werd. Deze deur werd meteen gesloten.
Te 02.40 uur kwamen drie mannen uit het gebouw. Deze stapten in het voertuig in gebruik bij verdachte [verdachte] en reden weg. Vervolgens werd gezien dat een vierde man uit het gebouw kwam en buiten een sigaret rookte, waarna hij de woning [a-straat 1] binnen ging.
Te 02.53 uur werd gezien dat het voertuig, in gebruik bij [verdachte], stopte op het pleintje achter zijn woning.
(...)
In de nacht van 21 op 22 november 2006 werd gezien dat een personenauto stopte voor de woning van [betrokkene 9], gelegen aan de [a-straat 1] te [woonplaats]. Uit de personenauto stapte een manspersoon en werden 2 honden uit de personenauto gelaten. De honden werden herkend als zogenaamde lange honden. Gezien werd dat de honden en de man de garage bij de woning in liepen.
(...)
In de nacht van 7 op 8 december 2006 werd gezien dat een personenauto stopte voor de woning van [betrokkene 9], gelegen aan de [a-straat 1] te [woonplaats]. Gezien werd dat uit deze personenauto drie manspersonen stapten en de eerder genoemde garage in liepen. Gezien werd dat een personenauto met gedoofde lichten achteruit de garage uit kwam gereden. Gezien werd dat twee personenauto's wegreden. Bij terugkomst van beide voertuigen werd gezien dat een personenauto meteen de eerdergenoemde garage in reed en dat even later een persoon de garage uit liep met een haas in zijn hand. Gezien werd dat deze haas in een personenauto werd gelegd.
(...)
Op 1 oktober 2007 is een proces-verbaal, nummer 27-055781, van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de politie Brabant-Zuid-Oost ontvangen bij het Regionale milieuteam. Uit dit proces-verbaal is gebleken dat [betrokkene 9], geboren [geboortedatum]-1960, [betrokkene 10], geboren [geboortedatum]-1958 en [verdachte], geboren [geboortedatum]-1959 (het hof begrijpt: verdachte) vaak samen op pad gaan om te stropen. Tevens is vermeld dat ze voor het stropen vaak gebruik maken van een snelle of omgekatte auto en middels telefoon afspreken om elkaar ergens te treffen. Tevens staat vermeld dat veelal gebruik gemaakt wordt van lange honden en van een geweer en dat gejaagd wordt op konijnen, hazen en reeën. Het wild wordt gebruikt voor eigen consumptie, om weg te geven of voor verkoop. Ze gaan wekelijks op pad waarbij weersomstandigheden een rol spelen.
Gelet op de waargenomen (vaak nachtelijke gedragingen van de verdachten, waaruit blijkt dat men al dan niet vergezeld van andere personen en lange honden steeds vanuit (een garage op) het adres van een van de verdachten vertrekt en mede gelet op het feit dat het jachtseizoen weer is aangebroken en traditioneel in het huidige jaargetij weer meer pleegt te worden gejaagd,
bestaat de verdenking dat thans nog steeds door verdachten wild wordt gestroopt.
B4 Vorenstaande feiten en omstandigheden geven naar het oordeel van het hof voldoende grond voor de verdenking dat verdachte zich schuldig zou maken aan overtreding van (onder meer artikel 13 van) de Flora- en faunawet. Verdachte was blijkens een uittreksel uit het justitiële documentatieregister al eerder ter zake van dergelijke feiten veroordeeld en thans waren er wederom voldoende aanwijzingen aanwezig dat hij zich frequent in de nachtelijke uren, in georganiseerd verband, onder andere met [betrokkene 9] die eveneens eerder is veroordeeld ter zake stroperij, zou bezighouden met het stropen van hazen, konijnen etc. door middel van lange honden en snelle auto's.
Tegen deze achtergrond is verdachte terecht aangemerkt als verdachte van overtreding van - ondermeer - artikel 13 van de Flora- en faunawet, een feit dat -mits opzettelijk begaan- een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv oplevert.
B5 Ingevolge artikel 126g, tweede lid, en artikel 126m, eerste en vijfde lid, Sv is in dit verband ook relevant of dit misdrijf, als omschreven in artikel 67, eerste lid, gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. In de parlementaire geschiedenis wordt ter zake van het begrip 'ernstige inbreuk op de rechtsorde', de navolgende toelichting gegeven:
"Het vereiste dat misdrijven worden beraamd of gepleegd als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, is ook onderdeel van de voorwaarden voor de infiltratie, de telefoontap en het opnemen van communicatie, in het kader van de traditionele opsporing, geregeld in titel IVa. De woorden "aard van het misdrijf" duiden niet slechts op de delictsomschrijving in de wet, maar tevens op de ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd of wordt beraamd. De concrete feiten en omstandigheden dienen meegewogen te worden bij de beoordeling of sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het kan gaan om misdrijven als moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel maar ook ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude, bijvoorbeeld een BTW-carrousel. Dergelijke misdrijven schokken de rechtsorde ernstig door hun gewelddadige karakter of door hun omvang en gevolgen voor de samenleving" (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 403, nr. 3, p. 24-25).
B6 Op grond van eerdergenoemde feiten en omstandigheden levert, naar het oordeel van het hof, de verdenking dat verdachte zich wederom in georganiseerd verband schuldig zou maken aan overtreding van (onder meer) artikel 13 van de Flora- en faunawet, een 'ernstige inbreuk op de rechtsorde', als bedoeld in de artikelen 126g en 126m Sv op. In zoverre faalt het verweer van de verdediging.
B7a De raadsvrouwe heeft een beroep gedaan op het arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 17 juni 2009, LJN BI8567. Anders dan de raadsvrouwe betoogt, wordt in dat arrest niet overwogen dat een verdenking van overtreding van de Flora- en faunawet per definitie geen ernstige inbreuk op de rechtsorde kan opleveren. Indien en voor zover de raadsvrouwe heeft willen betogen dat elke verdenking van overtreding van de Flora- en faunawet - in zijn algemeenheid - niet kan leiden tot de inzet van dwangmiddelen, omdat per definitie geen sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde, getuigt dit betoog van een onjuiste rechtsopvatting.
B7b Ook overigens kan in het onderhavige geval een vergelijking met voornoemd arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch niet worden gemaakt. In dat arrest heeft het hof op grond van concreet weergegeven informatie geoordeeld dat op grond daarvan geen sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. In casu is die concrete informatie andersluidend. Zoals hiervoor overwogen, kon naar het oordeel van het hof op grond van die beschikbare informatie de verdenking ontstaan dat verdachte zich in georganiseerd verband schuldig zou maken aan overtreding van onder meer artikel 13 van de Flora- en faunawet, hetgeen in het onderhavige geval een 'ernstige inbreuk op de rechtsorde' oplevert.
B8 Het hof overweegt tegen de achtergrond van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voorts dat het belang van het in stand houden van beschermde diersoorten alsmede het voorkomen respectievelijk beëindigen van dierenleed dat door deze wijze van stroperij (waaronder de mogelijkheid van verscheurd wild door de jacht met lange honden) kan worden veroorzaakt, de inzet van dwangmiddelen zoals stelselmatige observatie, het opnemen van telecommunicatie en het vorderen van verstrekken van verkeersgegevens van telecommunicatie rechtvaardigt.
B9 Voor alle overige bevelen, afgegeven in een later stadium van het voorbereidend onderzoek tegen verdachte, geldt dat het hof heeft geconstateerd dat aan ieder van die afgegeven bevelen een proces-verbaal ten grondslag ligt. Die processen-verbaal bevatten telkens (aanvullende) informatie ten opzichte van bovengenoemd proces-verbaal en bouwen hier op voort. Ook voor het afgeven van die bevelen, hetgeen heeft geleid tot de inzet van dwangmiddelen tegen verdachte, was op grond van de daarin beschikbare informatie, in samenhang met de eerdere informatie die uit het onderzoek was voortgevloeid, voldoende grond voor de verdenking tegen verdachte ex artikel 13 van de Flora- en faunawet.
B10 Reeds omdat een aantal bevelen in de strafzaak tegen verdachte zijn afgegeven vóór de bewezen verklaarde periode, behoeft het verweer van de verdediging, dat het daaruit voortvloeiend bewijsmateriaal dient te worden uitgesloten van het bewijs, geen nadere bespreking.
B11 Op grond van het voorgaande is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek tegen verdachte geen sprake. Ook anderszins is niet gebleken van vormverzuimen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verweer in al zijn onderdelen wordt verworpen."
2.3.2. Voorts heeft het Hof het volgende overwogen:
"D4 Gedurende een periode van anderhalf jaar (vanaf 1 juni 2006 t/m 6 december 2007) werd in ieder geval ongeveer één keer per week gestroopt. Dit gebeurde door een groep stropers, bestaande uit verschillende personen, die in de nachtelijke uren met behulp van lange honden, lichtbakken en snelle auto's in de buitengebieden reden om wild te vangen en doden, althans met het oog daarop op te sporen. Er werd door de betrokken personen verzameld bij een pand aan de [a-straat] te [woonplaats], in de schuur van [betrokkene 9]. Het aantal mensen dat zich daar verzamelde, varieerde van drie tot zeven personen. Hierbij waren meerdere keren dezelfde personen aanwezig. De groep bediende zich onder meer van geprepareerde auto's. Zo waren er extra schakelaars aangebracht met behulp waarvan (rem)lichten konden worden uitgeschakeld los van de reguliere in/uitschakeling. In de garage van [betrokkene 9] is een geprepareerde auto aangetroffen.
(...)
D5 Over de wijze van stropen is verder komen vast te staan dat naar velden werd gereden. Bij de velden werd vanuit de eerste auto met een lamp over het veld geschenen totdat een haas of konijn in het licht kwam. Als dit het geval was, werden één of twee honden losgelaten die het wild dan vingen."
2.4. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 67, eerste lid, Sv:
"Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
(...)"
- art. 126g, eerste en tweede lid, Sv:
"1. In geval van verdenking van een misdrijf, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt.
2. Indien de verdenking een misdrijf betreft als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende."
- art. 126m, eerste en vijfde lid, Sv:
"1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, aan een opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, wordt opgenomen.
(...)
5. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Artikel 126l, vijfde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing."
- art. 9 Flora- en faunawet:
"Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen."
- art. 13, eerste lid, Flora- en faunawet:
"Het is verboden:
a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, of
(...)
te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben."
- art. 140, eerste lid, Sr:
"Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie."
2.5. Het middel klaagt in navolging van het gevoerde verweer dat "stropen geen misdrijf is waarbij kan worden gesproken van een ernstige inbreuk op de rechtsorde als bedoeld in de artikelen 126g en 126m Sv" zodat niet is voldaan aan de vereisten voor het aanwenden van de in die artikelen bedoelde bijzondere opsporingsbevoegdheden. Die klacht berust evenwel op een onjuiste lezing van de bestreden uitspraak, zodat het middel faalt. Het Hof heeft aan zijn oordeel dat sprake was van een ernstige inbreuk op de rechtsorde immers niet alleen ten grondslag gelegd dat de verdachte werd verdacht van overtreding van (onder meer) art. 13 Flora- en faunawet, maar tevens dat het een en ander in georganiseerd verband geschiedde.
2.6. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 maart 2011.