2.2.3. Voormeld proces-verbaal, dat zich bevindt bij de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken, houdt als verklaring van [betrokkene 1] in:
"V: Wanneer heb je [verdachte] voor het laatst gezien?
A: Dit is geweest toen [verdachte] aangehouden is. Ik was daar namelijk bij. Ik weet niet meer wanneer dit was, maar het was afgelopen maand. Hier bedoel ik mee de maand maart 2007.
V: Waarom had jij met [verdachte] afgesproken de laatste keer dat jij hem had gezien?
A: Toen had ik niet met hem afgesproken, maar ik zou hem naar zijn moeder brengen. Dit was op het station Haarlem dat ik hem op zou halen.
V: Wat heb jij met [verdachte] besproken, toen jij hem ophaalde in Haarlem?
A: Ik had al eerder met [verdachte] gesproken over een tip die ik voor hem had, ik had dit telefonisch gedaan. Als jullie goed hebben geluisterd heb je ook gehoord dat ik over de telefoon aan het terugkrabbelen was. Hij kwam die dag wel voor meer informatie. Maar ik wilde hem afleiden omdat ik eigenlijk niet wilde dat het doorging. Ik bedacht me later namelijk dat ik misschien toch het geld niet van [verdachte] zou krijgen of dat hij mijn naam direct bij zijn aanhouding zou noemen. Dat heeft hij namelijk eerder ook al gedaan, dat was die zaak waar ik het eerder over heb gehad, dat was dus een helingzaak.
Ik had die dag in Haarlem nog niet inhoudelijk met [verdachte] over de tip gehad, ik had wel verteld dat het over Den Bosch ging. Ik was aan het vertellen over een miskraam die ik had gehad om hem af te leiden. Daarna werd hij aangehouden.
V: Vertel eens over die tip in Den Bosch?
A: Dat is een striphuis in Den Bosch, waar meiden strippen en waar geld ligt.
V: Wat heb jij met dat huis te maken?
A: Ik heb daar gewerkt, ik heb daar gestript en ik heb daar de nagels van een aantal meiden gedaan, Ik ben gediplomeerd nagelstyliste namelijk.
Ik werkte daar een a twee dagen per week.
V: Hoeveel geld zou daar dan liggen?
A: Ik weet niet ongeveer hoeveel daar zou liggen, ik denk gezien het aantal meiden dat daar werkt en de hoeveelheid dagen dat ze hebben gewerkt dat ik dat het om een bedrag van rond de tienduizend euro. Ik weet het niet precies, het kan dat ik het door de telefoon heb geschat. Ik riep het in een opwelling. Ik heb ADHD en daardoor roep ik dingen voordat ik erover heb nagedacht.
V: Hoe had je in gedachten om dat geld weg te halen?
A: [Verdachte] zou naar binnen gaan terwijl de meiden boven zouden zijn, ik wilde niet dat zij erbij zouden zijn. Hij zou dan naar binnen gaan met een nepvuurwapen of een gaspistool. Ik zou dan kijken of de meiden boven zouden gaan.
Ik zou eerst zelf met [verdachte] meegaan met mijn auto, ik zou dan een van de meiden bellen om te kijken of ze dan boven zouden zijn. Ik wilde niet dat ze erbij betrokken zouden worden. Ik had er verder niet over nagedacht, het was een impulsieve gedachte die tip. Nadat ik het dus over de telefoon had verteld ging ik erover nadenken en dacht ik waar ben ik mee bezig. Ik dacht dadelijk gaat hij daar naar binnen met dat wapen wie weet wat er gebeurt.
Ik wilde daarom niet mee met mijn auto, [verdachte] had daarom iemand geregeld om te rijden.
(...)
V: Hoe heet die club?
A: Hij heet de [A] in Den Bosch, ik weet het precieze adres niet, ik kan er wel zo heen rijden.
(...)
V: Ook heb jij tegen [verdachte] gezegd dat jullie niet met jouw auto kunnen gaan want die kennen ze. Wie kent jouw auto dan?
A: Hun allemaal, maar ik bedoelde de mensen uit de club kenden mijn auto, vandaar dat er een andere auto moest komen. Ik bedoelde eigenlijk [betrokkene 3] meer, maar zoals u ook hoorde ik probeerde eigenlijk terug te krabbelen zodat hij het niet meer zou doen. Ik wilde dat hij dat niet meer zou doen omdat [verdachte] niet achterlijk is, hij zou dan aan [betrokkene 4] misschien vertellen dat ik daar werkte of iemand kende die daar zou werken en dat wilde ik niet.
V: Volgens een verklaring zou [betrokkene 2] gezegd hebben dat [verdachte] op de dag dat hij aangehouden is van plan was om wat te gaan doen. Wat weet jij hiervan?
A: Dat heb ik van [betrokkene 2] gehoord, ja, [betrokkene 2] heeft mij verklaard dat [verdachte] een tasje bij zich had met daarin een bivakmuts, een pistool en handschoenen. Ik heb toen wel gezien dat hij in Haarlem een rugzak bij zich had. Ik denk dat [betrokkene 2] op dat tasje doelde. Ik heb die dag niet gezien wat hij in dat tasje had. Dat weet ik omdat een van die politiemensen vroeg of het mijn tasje was. Hij was niet van plan om iets met mij te gaan doen in ieder geval. Ik zou hem die dag naar zijn moeder brengen en [verdachte] begon toen vragen te stellen over die tip die ik hem eerder had gegeven. Ik wilde toen eerst wat gaan eten voordat ik hem naar zijn moeder zou brengen."