ECLI:NL:HR:2011:BP1286

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01009 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewezenverklaring van voorbedachte raad en de betekenis van getuigenverklaringen in een moordzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte was beschuldigd van moord op een persoon genaamd [slachtoffer] op Curaçao op 9 oktober 2006. De bewezenverklaring steunde op verschillende getuigenverklaringen en het proces-verbaal van de politie. De verdachte had in hoger beroep verklaard dat hij met vrienden langs het restaurant Bandera Grill reed, waar de schietpartij plaatsvond. Het Hof had geconcludeerd dat de verdachte welbewust op zoek was naar het slachtoffer en dat hij met voorbedachten rade handelde. De verdediging voerde aan dat het Hof de verklaring van de verdachte had gedenatureerd door te impliceren dat hij zelf de auto bestuurde, terwijl dit niet het geval was. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring niet onjuist had geïnterpreteerd en dat de conclusie van voorbedachte raad voldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.

Uitspraak

26 april 2011
Strafkamer
nr. 10/01009 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 4 februari 2010, nummer H 88/07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte] geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Bon Futuro" op Curaçao.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. J. Goudswaard en mr. I. van Straalen, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden strafvonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadslieden hebben schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het Hof, heeft gedenatureerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
"dat hij omstreeks 9 oktober 2006 op het eiland Curaçao opzettelijk met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende hij, verdachte, toen en daar opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg schoten met een vuurwapen op en/of in de richting van [slachtoffer] afgevuurd, waardoor [slachtoffer] schotverwondingen aan het hoofd bekwam, tengevolge van welke schotverwondingen [slachtoffer] is overleden."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2010, voor zover inhoudende:
"In de nacht van zondag op maandag 9 oktober 2006 ben ik op Curaçao stapvoets langs de Bandera Grill in de wijk Rio Canario gereden."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"In de nacht van 8 op 9 oktober 2006 vond er een schietpartij plaats bij de Bandera Grill. In verband daarmee werd een nader onderzoek bij de Centrale Meldkamer ingesteld naar het binnengekomen meldingstijdstip. Via het actpol systeem werd het meldingsblad verschaft en op het eerste blad is vermeld dat de eerste meldingstijd die bij de Centrale Meldkamer is binnengekomen, 22.58.47 uur was."
c. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1]:
"Ik zag [verdachte] op de avond van de schietpartij bij de Bandera Grill toen ik daar ook was met een meisje genaamd '[betrokkene 1]'. Op een gegeven moment hoorde ik een schot. Ik zag [slachtoffer] op de grond liggen, met zijn borst omhoog. Ik zag toen dat [verdachte] hem nog vier keer in zijn gezicht schoot."
d. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2]:
"Ik stond de avond dat [slachtoffer] werd neergeschoten vlak naast hem. Op een gegeven moment hoorde ik schoten van dichtbij. Ik heb niet gemerkt dat iemand [slachtoffer] en mij benaderd heeft. De persoon die geschoten heeft, moet bij de kofferbak van de auto gestaan hebben. Het geluid klonk alsof het een meter of twee achter mij vandaan kwam. Ik weet hoe een schot klinkt omdat ik dat vaker heb gehoord."
e. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 3]:
"Ik was de avond van 8 op 9 oktober 2006 bij de Bandera grill. Ik heb daar een auto zien langsrijden met onder andere [verdachte] daarin. De auto kwam na ongeveer drie minuten weer terug. Enkele minuten later liepen wij naar de auto om te gaan en hoorde ik een aantal schoten."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"In de nacht dat [slachtoffer] werd doodgeschoten zijn wij naar de plaats delict gegaan. Een groep personen liep daar in onze richting en een van de vrouwen uit die groep zei "ma mira kla kla kiko a pasa, mi primu a hasi bon di tire" (hetgeen het Hof leest als "ik heb heel duidelijk gezien wat er is gebeurd, mijn neef heeft er goed aan gedaan op hem te schieten"). Later is uit de verklaring van [getuige 1] gebleken dat deze vrouw [betrokkene 1] is."
g. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"[slachtoffer] is bijgenaamd "[slachtoffer]".
h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 9 oktober 2006 begaven wij ons naar Bandera Grill. Daar troffen wij een man aan die op zijn rug in een plas bloed lag. Hij vertoonde verschillende schotverwondingen aan zijn hoofd. Door dokter Moses werd de dood geconstateerd. Ter plaatse kwamen een man genaamd [betrokkene 2] die verklaarde dat het slachtoffer zijn zwager was, en een vrouw genaamd [betrokkene 3] die verklaarde dat zij de concubine van [slachtoffer] is. Zij herkenden het lijk als het lijk van [slachtoffer]."
i. een rapport van J.A. van Raalte, arts en patholoog, voor zover inhoudende:
"Bij de obductie van het lijk van [slachtoffer] is het navolgende gebleken. Vier inschoten aan de rechterzijde van het hoofd. Een van deze inschoten had als uitschot de linkerwang net naast de linker neusvleugel, de andere drie inschoten gingen uit in het gebied van het voorhoofd links ter hoogte van de haargrens. Het vijfde inschot was gelegen in de nek op de overgang schedel hals en had als uitschot de kaak rechts. De in- en uitschoten door het hoofd hebben geleid tot een ernstige beschadiging van het hersenweefsel waarbij de dood direct is ingetreden."
2.2.3. Het Hof heeft voorts nog het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte stapvoets bij de Bandera Grill is langs gereden en kort daarna nogmaals langs die Grill is gereden. Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] wordt afgeleid dat het rustig was bij de Bandera Grill totdat er werd geschoten terwijl de schoten dichtbij hem werden gelost. Uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat verdachte na het eerste schot, het slachtoffer nogmaals vier maal in het gezicht schoot. Uit deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt het Hof af dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer], met een vuurwapen uit de auto is gestapt en naar de Bandera Grill is gelopen om aldaar [slachtoffer] dood te schieten. Het voorgaande brengt het Hof tot de conclusie dat de verdachte heeft gehandeld uit een tevoren genomen besluit en voorafgaande aan de uitvoering van dat besluit voldoende gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachte raad is daarmee bewezen."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2010 houdt in dat de verdachte aldaar het volgende heeft verklaard:
"Ik kan mij nog herinneren wat ik gedaan heb in de nachtelijke uren van zondag 8 oktober op maandag 9 oktober 2006. Ik ben toen met mijn vrienden [betrokkene 4 en 5] naar het straatfeest "Dia di Marchena" gegaan. Daar heeft de band Gio opgetreden. Toen een van de zangers van Gio gemeld had dat zij hun laatste nummer gingen zingen zijn wij in de auto, een Toyota Scion, gestapt en zijn wij weggereden. Wij zijn onderweg naar huis via de wijken Palu Blanku en Buena Vista naar de wijk Rio Canario gereden. Mijn vriend [betrokkene 4] zat achter het stuur. In Rio Canario reden wij langs het restaurant Bandera Grill, waar er een tambúfeest was. Het was druk in de straat vóór het restaurant, zodat wij langzaam moesten rijden."
2.4. Het middel betoogt dat het Hof door de weergave in het bestreden arrest van de door de verdachte in hoger beroep afgelegde verklaring, aan die verklaring een andere betekenis heeft gegeven omdat in die weergave tot uitdrukking zou zijn gebracht dat de verdachte zelf heeft gereden "en aldus zelf de rijrichting van de auto heeft bepaald", terwijl die verklaring blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep inhoudt dat een ander dan de verdachte de auto bestuurde. Voorts zou, aldus het middel, het gebruik in die weergave van het woord "stapvoets" niet stroken met de afgelegde verklaring, nu die inhoudt dat de auto "langzaam" heeft gereden. Het middel faalt.
Blijkens de nadere bewijsoverweging van het Hof heeft het de door de verdachte in hoger beroep afgelegde, en tot het bewijs gebezigde verklaring mede redengevend geacht voor het bewijs van de voorbedachte raad. De gevolgtrekking van het Hof "dat de verdachte welbewust op zoek was naar [slachtoffer]" is kennelijk op die verklaring gebaseerd. Blijkens de weergave van die verklaring in het bestreden arrest heeft het Hof wat betreft die verklaring en de daarop gebaseerde gevolgtrekking kennelijk en niet onbegrijpelijk beslissend geacht dat de verdachte die nacht in een auto langzaam langs het desbetreffende restaurant is gereden en heeft het daarbij geen gewicht toegekend aan de omstandigheid dat volgens die verklaring de verdachte niet zelf de auto bestuurde. Daarom kan niet worden gezegd dat het Hof bij de weergave van die verklaring in het bestreden arrest - waarin ook naar de letter bezien niet valt te lezen dat de verdachte zelf de auto bestuurde - in dat opzicht aan die verklaring een andere betekenis heeft gegeven. Dat geldt ook wat betreft het gebruik in die weergave van het woord "stapvoets".
2.5. Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede en het derde middel
3.1. Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring uitsluitend is aangenomen op de verklaring van één getuige. Het derde middel klaagt dat de bewezenverklaring van de voorbedachte raad ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2 en 4.3, respectievelijk 5.2.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 april 2011.